Zeeland 28.2
water werd voornamelijk geleverd door man-te
gen-man gevechten vanuit schepen. Hierbij bood
de hoogte op het water een strategisch voordeel
en daarom kan het hier heel goed gaan om zo'n
varend kasteel, waarbij de functies van vracht
schip en militair schip zijn gecombineerd.
Van het Rheinisches Landesmuseum Trier
ontving het Genootschap de verzamelbundels van
het Trierer Zeitschrift 2016/17 en 2018.
In de eerste bundel trekt het stuk 'Ein Paar
silberne Scheibenfibeln der frühen Kaiserzeit aus
Trier' de aandacht, geschreven door S. Martin-
Kilcher. Het gaat om twee prachtige fibula's, met
scharnieren aan elkaar verbonden. Het grondplan
bestaat uit een tienpuntige gewelfde rozet, een
distel, met in het midden een blauwe glaskogel.
Gedeeltelijk is de fibula verguld. Alle onderdelen
worden besproken en vergeleken met erop lijken
de fibula's die in het noordwesten van Duitsland
gevonden zijn. Hoewel er dus meer exemplaren
uit de streek bekend zijn, onder andere uit
Romeinse heiligdommen, wordt connectie met
een vroeger Romeins heiligdom niet waarschijn
lijk geacht. Het lijkt aannemelijker dat de fibula
reeds in de eerste eeuw na Christus toebehoord
heeft aan een rijkere dame uit de streek, die er
met zorg mee omgegaan is.
J. Hupe schreef 'Die römische Stadtmauer im
Trierer Amphitheater'. In het licht van oude en
nieuwe onderzoeken kwamen steeds meer proble
men om de hoek kijken wat betreft de connectie
van de muur - de oude stadsversterking - en het
amfitheater van Trier. Chronologische en bouw
technische gezichtspunten riepen vragen op. In
deze bijdrage worden oude en nieuwe inzichten
behandeld. Uiteindelijk is de conclusie dat de
Romeinse stadsmuur niet - zoals tot nu meestal
werd aangenomen - naderhand aan het amfithe
ater is toegevoegd. Het lijkt er meer op dat beide
tegelijkertijd zijn ontworpen, zodat de oprich
ting van het amfitheater en de plaatsbepaling
in de muur het resultaat is van een gezamenlijk
bouwplan dat in de tweede helft van de 2e eeuw
is ontstaan en uitgevoerd.
In deel 2018 gaat de meeste aandacht uit naar
twee artikelen over botten van dieren en visresten,
gevonden in een groot kloostercomplex: 'Unter-
suchungen an Tierknochenfunden des 8. und 10.
Jahrhunderts aus dem Kloster St. Irminen-Oeren
in Trier'; het tweede artikel behandelt de visresten
uit hetzelfde klooster. Het klooster stond bekend
als het belangrijkste nonnenklooster in Trier,
waarschijnlijk in het midden van de 7e eeuw voor
adellijke dames opgericht. De enorme hoeveelheid
gevonden resten van huisdieren maar ook van
wilde dieren zijn prachtig materiaal voor sociaal-
economisch onderzoek. Voor het huishoudelijk
bestuur en de economische betrekkingen met de
omgeving is het belangrijk kennis te vergaren over
wat en hoeveel er gegeten werd. Zo weten we nu
dat ruim 30 van het verorberde vlees bestond
uit huisdieren en bijna 60 uit gevogelte: kip,
gans en duif, en als laatste patrijs. De hoeveelheid
afval van de patrijs kan wijzen op verondersteld
hoge sociale status van de aanwezige nonnen.
Wild stond dan weer sporadisch op het menu.
Het jaarboek 2018 van de Oudheidkundige
Kring van het land van Dendermonde heet: Leo
Spanoghe (1874-1955), portret van een verborgen
kunstenaar; het is samengesteld door E. Dewilde
en P. Spanoghe. Spanoghes werk sluit niet aan
'Aan 't Ateljecken' (rechts vooraan). Gouache op papier, 28 x 36 cm door
Leo Spanoghe.
Aanwinsten
71