CHIRURGIE ZEECQMPAS; beweerd. 'De onkennis' aangaande de werking van de 'Genees-middelen' was immers nog groot en daardoor werden vaak 'grove misslagen' begaan bij het voorschrijven en bereiden van medicijnen. De Heide wilde daarom onderzoeken welk empirisch bewijs er was dat de gangbare medicijnen de aan deze middelen toegeschreven heilzame werking hadden. Ook vroeg hij zich af of de bereidingswijze van deze middelen niet anders moest worden ingericht dan 'in de gemeene Artsenie-boeken' stond beschreven.19 De Heides empirische inslag Zoals Lindeboom en Klerk al hebben aangegeven hechtte De Heide dus grote betekenis aan de empirie. Hij wilde de geneeskundige kennis dan ook verbeteren door die empirie: door chemische experimenten, anatomische ontledingen en microscopische observaties.20 Want voor iedereen die zich met de bestijding van ziektes bezig hield - en daar schaarde De Heide ook de apothekers onder - was het zaak om voldoende kennis te hebben van het menselijk lichaam. Immers, zo stelde De Heide, een klokkenmaker die het stelsel der raderen niet kent is ook niet in staat om dat uurwerk te herstellen. 21 Het was daarom belangrijk om te weten dat er in de laatste jaren in de ontleedkunde veel nieuwe dingen waren ontdekt, die men 'in de Neerduits' taal' nog niet beschreven vond. Mede daarom had De Heide in 1680 ook een nieuwe uitgave bewerkt van het leerboek chirurgie van zijn Middelburgse leermeester en latere collega Cornelis van de Voorde (afb. 6 7).22 De waarde die De Heide aan empirie toekende was precies de reden dat hij ook zelf met onder zoek aan de slag ging, waarbij de microscoop als gereedschap goede diensten kon verrichten. Want - zo stelde De Heide - 'in de Heel-konst en Artzenie-bereiding, ja in de Natuur- en Genees kunde [is er] noch veel na te vorschen'.23 Juist daarom publiceerde De Heide aan het slot van zijn Nieu Ligt in totaal 97 van zijn eigen 'Ontleed-, genees- en heelkundige observaties', waarvan diverse uitgevoerd met een microscoop. Kortom, dat Eldering slechts één aspect van De Heides veelzijdige onderzoekingen belicht, doet totaal geen recht aan De Heides eigen context, waarin hij alles in samenhang bezag. De vraag welk Nieuw Lichtende Fakkel der Of hedendeiagze Heel-KonH Verklarende I. de geheele ANATOMIE of Ontleding des Men- fchen Lichaams. Ten 11. de THEORIE of Befpiegeling der Hcel-Konft. En ten 111. de PRAKTYK of Oeffening der zelve. Etriijds lot nut der Leergierige Chirurgijns aar.gcficltcn door de Heer f*'CORNELIS vando VOORDE, In zijn levenOrdinaar en Stads gelukkig Genezer binnen Middelburg, cn eerfte Voor-Lezer der Snijd-en Genees-kunde aldaar geftcld over d'Examcn der Chirurgijns die haar in dienft der Ooft-Indifchc Maatfchappy begeven. Nu ki dezen hatftcn Druk vanden Autheur zelfs merkelijk verbc- Doir ANTONIUS de HEYDE, Medieine DoOor. Verrijkt 'met een Chirurgijns of Heel-meefers Lcercndc hocmen op zeftien ftreken de Genezing der eevaarliikfte ScheepsLand cn Lever-ziekten nehikkio IvzeU.n „I n™ Ji?__ u... J Tot MIDDELBURG, y Wilhelmus GoereeBoek-verkooperen zijn mede te bekomen tot Amfterdam by Jol,onnes Jmumuo IKufttrge en Zonen. Anno irtSo. 7 Titelpagina van De Heides bewerking van het chirurgijns leerboek van Van de Voorde uit 1680. (ZB - coll. KZGW) van zijn onderzoekingen 'wetenschappelijk het belangrijkst was' is er dus een die De Heide zelf nimmer gesteld zal hebben. Ke 2'e/n 9 a aitza/iy mei~ jfa.fi/a/atti^Jiii mil QjtiihaaiiranfP aaj-t.an DlSfJ>£ ycOJ&E hDia ah aetiOCf,CJC7t£ JUf/ff, a.n, na 9i<3JCanJ}-^enh (3§zana in aiUn//ai'//a9am aan Qa na/aa r^ffar/c^ "tv 11 n an i .a 6 Cornelis van de Voorde (1628-1678), arts van het Gasthuis, lector anatomie en in 1658 medeoprichter van het Collegium Anatomico Chirurgicum. Gravure door Pieter Philippe. (Rijksmuseum Amsterdam)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 12