Zeeland 28.3 Swammerdam of Van Leeuwenhoek?', dan valt nuchter vast te stellen dat er in de aard van de ontdekkingen van de heren wel enig verschil zit. Zo vertegenwoordigde De Heides op zichzelf heel knap met een microscoop uitgevoerde ontdekking van de rol van de haarvaten het empirische sluitstuk van een toen reeds lang geaccepteerde theorie aangaande de bloedsomloop. Van Leeuwenhoek echter heeft met zijn ontdekking van de micro-organismen een volstrekt onbe kende wereld opengelegd. Hij staat letterlijk aan de wieg van de hedendaagse microbiologie. En Swammerdam, met zijn uitgebreide studie naar de ontwikkeling van insecten, leverde ook een prestatie van formaat. Daarmee hielp Swammer dam de aloude klassieke theorie van de spontane generatie definitief uit de wereld. En zo valt er meer te noemen. Dat neemt niet weg dat De Heide heel verdienstelijk en belangrijk werk heeft gedaan. Zijn onderzoek naar regeneratie van botweefsel staat eveneens aan het begin van een hedendaags vakgebied. En De Heides kritische visie ten aanzien van de werking en het gebruik van geneesmiddelen is uiterst modern te noemen. Maar qua bekendheid is zeker zo belangrijk dat De Heide zichzelf absoluut niet belangrijk vond! Dat had alles te maken met de religieuze kentering die De Heide omstreeks 1688 onder ging. Hij kreeg toen te maken met een geestelijk dilemma waar meer cartesiaans geïnspireerde natuuronderzoekers in de Nederlanden op enig moment in hun leven mee te maken kregen, namelijk ofje met wetenschappelijk onderzoek niet het eigen zielenheil in de waagschaal stelde. We zien zo'n religieuze crisis optreden bij diverse optici uit de late zeventiende eeuw. Waar de microscopist Nils Stensen (beter bekend als Steno) zijn succesvolle onderzoek liet varen na zijn bekering tot de R.K. kerk, raakten zijn optische 'collega's' Johannes Swammerdam, Johan van der Wyck, Steven Blankaart en Antonius de Heide alle vier in de ban van de mystica Antoinette Bourignon (1616-1680).46 Zij was de charismatische leider van een groep vrome christenen die weigerden het primaat van de 'zichtbare kerk' te erkennen. Haar aanhang liep uiteen van eenvoudige handwerkslieden tot rijke kooplieden. Onder haar volgelingen was ook een opvallend groot aantal medici. Bourignon geloofde dat ze door God was uitverkoren om het ware christendom op aarde te herstellen. Zij predikte de letterlijke navolging van Christus, hetgeen volgens haar inhield dat de ziel van een mens alleen gered kon worden als hij tijdens zijn aardse leven met de wereld brak en afstand nam van alle wereldse genoegens en roem. Kortom, alles behoorde ondergeschikt te zijn aan de dienst van God. Alleen dan zou de mens bij het op handen zijnde 'einde der tijden' de hemel kunnen verdienen. Dit is precies wat De Heide heeft gedaan. Hoewel hij Bourignon nooit bij leven heeft ontmoet, raakte hij na een ontmoeting met haar meest fervente volgeling, de schrijver-filosoof Pierre Poiret (1646-1719) volledig in de ban van haar geschriften.47 In Middelburg had De Heide al een reputatie opgebouwd, niet alleen als 'ervaren arts', maar ook als 'kundig godgeleerde'. Nadat hij in 1685 diaken in de Neder-Duits Hervormde Kerk was geworden,48 was hij als lekenprediker al regelmatig in godsdienstoefeningen voorgegaan. Maar, zo noteerde De Heides vriend, de Middel burgse ouderling en kassier van de Wisselbank Johannes van de Claver (1641-1694): 'voorname lijk door 't leesen der boeken van de vermaarde juffrouwe Du Bourignon begon hij eene sonder- linge selfsverlooghening te omhelzen, om welke hij zijn beroep verliet en uit Middelburg naar Rhijnsburg vertrok'.49 Tot aan zijn dood in april 1705 maakte De Heide daar samen met zijn vrouw en dochter deel uit van de leefgemeenschap die Poiret in 1688 te Rijnsburg had opgezet.50 Door zijn onderzoekingen op te geven volgde De Heide wat Bourignon al in 1673 aan Swammerdam had laten weten, namelijk dat kennis en roem slechts 'amusements de Satan' waren.51 De rest van zijn leven stelde De Heide zich in dienst van Bourignons gedachtegoed. Daartoe gestimuleerd door Poiret nam hij het in diverse geschriften op voor haar geestelijke erfenis. Deze teksten werden zowel in het Latijn, Engels, als Nederlands gedrukt (afb. 12).52 De Nederlandse uitgave van 1701 vermeldt op de titelpagina 'men vind se te koop te Amsterdam bij J. en G. Janso- nius van Waesberge', hetgeen doet vermoeden dat De Heide deze uitgave voor eigen rekening heeft laten drukken en vervolgens via zijn zwagers heeft laten verspreiden. Resumerend mag worden gesteld dat er veel meer over De Heide en zijn context was te zeggen Antonius de Heide 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 17