Zeeland 28.3 sterke religieuze gedrevenheid om God via de studie van zijn schepping (het 'Boek der Natuur') beter te leren kennen was als regel dé drijfveer voor wat wij nu natuurwetenschappelijk of medisch onderzoek zouden noemen.3 Dat geldt even sterk voor internationale iconen als Robert Boyle of Isaac Newton, als voor Antonius de Heide.4 De Heide onderbelicht? Dat valt reuze mee Dit betekent dat Elderings artikel, waarin uit sluitend wordt ingegaan De Heides onderzoek naar de bloedsomloop, toch enige nuancering en ook tegenspraak verdient. Zeker wanneer we De Heides onderzoekingen in zijn totaliteit en in onderling verband bekijken. Zo begint Eldering zijn stuk met de zin: "Antonius de Heide was een Middelburgs arts die in de wetenschaps geschiedenis ten onrechte onderbelicht is ge bleven". Welnu, dat valt reuze mee. Wanneer we enkel de periode na 1980 in ogenschouw nemen, dan zijn De Heides uiteenlopende bijdragen tot de vroegmoderne wetenschap belicht door historici als Lindeboom (1983), Mallach (1987), De Moulin (1988), Peltier (1990), Fournier (1996), Ruestow (1996), Lieberman (2007), Zuidervaart (2009), Meli (2013) en Klerk (2015).5 In die publicaties krijgt De Heide ondermeer de credits als kritische farmaceut, als de eerste in Europa die zich bezig heeft gehouden met experimenteel onderzoek naar het proces van genezing van botfracturen, als pionier inzake luchtinjecties in levende orga nismen, en als de derde Nederlander (na Swam- merdam en Van Leeuwenhoek) die zeer succesvol de microscoop als onderzoeksinstrument benutte. Met die enkelvoudige microscoop - door De Heide (net als Van Leeuwenhoek en Swammerdam) 'vergrootglas' genoemd - ontdekte De Heide het trilhaarepiteel bij mosselen, waarvan de pulserende beweging in 1835 door Purkinje en Valentin is herkend als een universeel fenomeen, voorkomend bij plant, dier en mens.6 En inderdaad, Eldering heeft volkomen gelijk dat De Heide ook mag worden aangemerkt als degene die de rol van de haarvaten in de bloeds omloop heeft vastgesteld.7 Dit was beslist een belangrijke constatering, die bevestigde wat William Harvey in 1628 bij zijn theorie van de bloedsomloop al min-of-meer had gepostuleerd. Echter, in het al in 1983 door Lindeboom gepu bliceerde artikel 'Anton de Heide als proefonder vindelijk onderzoeker' wordt diens onderzoek naar de bloedsomloop eveneens op zijn merites beoordeeld, maar wel meer in de context die ook De Heide er aan gaf. Of om Lindeboom te citeren: 'Intussen was het bij dit onderzoek niet zijn plan, zoals [De Heide] in de inleiding van zijn beschrijving reeds aangeeft, [om] de overgang van het bloed uit de arteriën naar de venen na te gaan. Zijn uitgangspunt was als het ware een ia- trochemische vraagstelling, namelijk te zien, wat er met een bloedvat gebeurt als het in aanraking wordt gebracht met een bijtende vloeistof.'8 latrochemie De Heides ontdekking van de rol van de haarvaten tijdens dit experiment was dus een bijproduct van zijn chemisch-farmaceutisch onderzoek, geheel in overeenstemming met wat de Heide zelf schrijft in het voorwoord van ÏRAJTCISCU5 DELEBOE SYLVIUS, MEDICINA PRACTIMOTACADEMIALUGDIOTO-BATAVA professor 2. De Heides promotor Franciscus dele Boë Sylvius (1614-1672) op 45-jarige leeftijd. Op achtergrond zijn familiewapen in reliëf op de muur. Op een richel staat Sylvius' motto Bene agere ac laetari ('Doe wat nuttig is en wees blij'). Gravure naar prent van Cornelis van Dalen II. (Rijksmuseum Amsterdam) Antonius de Heide 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 9