Zeeland 28.4
't Is vol van schatten hier
Twee vogelkoppen en een snavel
Uit de verzamelingen van het Genootschap
Gerard Heerebout
Rhinoseer Vogel
Op 10 februari 1780 schenkt Jacobus van der
Steege de 'kop van een Rhinoseer Vogel'. Die
kop is nog aanwezig in de collectie van het
genootschap en wordt bewaard in het depot
van het Zeeuws Museum. De kop is inmiddels
aangewezen tot beschermd cultuurbezit en dat
is reden om eens na te gaan of er meer over de
schenker en zijn kop bekend is.
Jacobus van der Steege (1746-1812) werd
in Groningen geboren. Zijn vader was 'procu
reur-postulant' (procureur in opleiding) bij het
gerecht in Leeuwarden, zijn moeder, Geiske
Bruins, had een uitdragerij. De vader lustte ze
nogal graag en had een wat slordige levenswijze.
Zijn vrouw liet hem zelfs een keer opsluiten. Geen
harmonisch gezin dus, en de stadschirurgijn Dirk
Pars ontfermde zich over Jacobus en leerde hem
het vak van chirurgijn. Jacobus bleek daarvoor
buitengewone aanleg te hebben en ging vervol
gens in 1767 medicijnen studeren in Groningen,
bij de befaamde hoogleraar Petrus Camper. In
1772 studeerde hij af en begon een eigen praktijk.
Dat lukte niet erg en hij vertrok daarom in 1774
naar Indië, waar hij diverse medische rangen bij
de V.O.C. in Batavia doorliep. Hij introduceerde er
de pokken-inentingen.
In Batavia was hij in 1778 medeoprichter van
het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen, hij werd er dirigerend directeur
en toen er een collectie begon te ontstaan in 1779
in het genootschapshuis, kreeg hij het beheer
van de zoölogische collectie. In aanvang wat
rariteiten en vier menselijke skeletten, bij zijn
vertrek naar patria in 1783 waren er vijf kasten
met dieren op sterk water, laden met schelpen en
insecten achter glas. Hij was sterk in dierkunde
geïnteresseerd en stuurde ook geregeld materi
aal naar zijn leermeester Petrus Camper, die een
groot kabinet met naturalia bezat. In de Ver
handelingen van het Bataviaasch Genootschap
publiceerde hij een aantal artikelen.
Toen Van der Steege in 1783 uit Indië terug
keerde was hij buitengewoon vermogend en liet
hij in Groningen een fraai stadspaleis bouwen.
Hij werd in 1789 directeur van het Zeeuwsch Ge
nootschap de Wetenschappen en van de Holland-
sche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem
en een jaar later lid van het Bataafsch Genoot
schap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte in
Rotterdam. Ongetwijfeld heeft hij, zoals gebrui
kelijk was, een grote collectie naturalia uit Indië
meegenomen, hoewel in de publicatie van de lijst
van Nederlandse kabinetten van Engel (1986) zijn
naam niet voorkomt. De collectie van zijn leer
meester Petrus Camper werd na zijn overlijden in
1820 geschonken aan de Groningse Universiteit
ter plaatsing in het Akademisch Museum van Na
tuurlijke Historie en Vergelijkende Ontleedkunde.
Daar zat dus veel materiaal van Van der Steege
in. Mogelijk kwam zijn collectie daar ook terecht.
Wat er ook van zij, in 1906 werd de hele collectie
door brand verwoest.
Kort nadat hij directeur van het Zeeuws
Genootschap werd, schonk Van der Steege de
't Is vol van schatten hier
139