Zeeland 29.1 nomische stagnatie in de hand. Als liberaal was hij overtuigd voorstander van vrije arbeid die de Javaanse boer verantwoordelijkheid bijbracht. Om de Nederlandse regering zover te krijgen dat ze haar koloniale politiek zou veranderen, besloot Isaac zelf de politiek in te gaan en naar zijn va derland terug te keren. In 1859 begon de inmid dels 38-jarige aan zijn politieke carrière en stelde hij zich verkiesbaar in het kiesdistrict Goes. Omdat hij daar nauwelijks bekend was onder de stemgerechtigden en in hun ogen bovendien te veel op de koloniale kwestie was gericht en zich te weinig interesseerde voor typisch Zeeuwse zaken, had hij echter geen kans en werd hij dan ook met een ruime meerderheid van stemmen door zijn rivaal verslagen. Omdat Goes voor hem geen politieke springplank was, besloot hij een jaar later naar Rotterdam te verhuizen. Een jaar later stelde hij zich opnieuw kandidaat voor de Tweede Kamer en nog el voor twee kiesdistric ten: Rotterdam en Goes. Hij leed echter opnieuw een nederlaag. Ook voor Van de Putte gold dat de aanhouder wint, en in 1862 slaagde hij erin de door hem zo begeerde kamerzetel te bemach tigen. Als volksvertegenwoordiger zette hij zich in voor liberale hervormingen in Nederlands-In- dië. De belangen van de inheemse boer liepen volgens hem parallel met die van de Nederlandse regering: een vrije boer zou zich inzetten voor zijn bedrijf en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de economische groei van het moe derland. Een jaar later werd hij tot minister van Koloniën in het kabinet-Thorbecke benoemd. Tijdens zijn eerste ministerschap (1863-1866) voerde hij een reeks liberale hervormingen door die het cultuurstelsel grotendeels ontmantel den. Bovendien voerde hij de comptabiliteitswet door, waarbij niet langer de koning, maar het parlement de Indische begroting vaststelde. Al spoedig kwam hij in conflict met Thorbecke, in de ogen van Fransen van de Putte een vertegen woordiger van het klassieke liberalisme waarin de rol van de staat zich beperkte tot handhaving van de openbare orde en veiligheid. Van de Putte behoorde echter tot de jonge liberalen die de overheid een grotere rol in het maatschappelijk leven wilden toekennen. In 1865 kwam het tot een kabinetscrisis en na het vertrek van Thorbe- cke een jaar later werd het kabinet-Fransen van de Putte geformeerd. Het bestond slechts honderd dagen. Bezwaren tegen de door de regering voor gestelde cultuurwet in Indië dwongen Fransen van de Putte tot vervroegd aftreden. Zijn politieke carrière was daarmee nog niet geëindigd, want van 1872 tot 1874 was hij mi nister van Koloniën. Een buitengewoon moeilijke tijd, want hij kreeg te maken met de Atjeh-oorlog. Het desastreuze verloop van deze oorlog en de diepgaande geschillen met de gouverneur-gene raal over de te volgen strategie brachten hem in een dusdanig lastige positie dat hij besloot het ministerschap de rug toe te keren. In 1880 zocht hij de luwte op door lid te worden van de Eerste Kamer. Deze summiere beschrijving van zijn levens loop doet geen recht aan de enorme hoeveelheid informatie die Consten de lezer biedt. Fransen van de Putte wordt omschreven als een buiten beentje in de politiek. In tegenstelling tot de meeste andere negentiende-eeuwse politici was hij niet academisch gevormd en had hij evenmin een juridische of ambtelijke opleiding genoten. Hij was dus, zoals de boektitel aangeeft, een 'self made man'. In de ogen van zijn tijdgenoten gold hij als buitengewoon 'direct' in de omgang met andere mensen. Oudere liberale geestverwanten zagen hem als een ronduit onbehouwen persoon die meer dan eens ongeschreven fatsoensregels overtrad. Op bepaalde momenten kon hij onge meen fel uithalen. Zo noemde hij in 1864 de leden van de Eerste Kamer onkundige 'ouwe lui', die zich kenmerkten door hun 'cynieke schraapzucht'. Als het aan hem lag, moest de Senaat dan ook zo snel mogelijk worden opgedoekt: 'Dit domme volk wil ik geen rottigs meer laten zeggen.' Zestien jaar later, toen hij zelf zitting nam in de Eerste Kamer, was hij deze woorden kennelijk vergeten. Zoals gezegd is de dissertatie, gebaseerd op zowel archief- als literatuuronderzoek, buitenge woon informatief, maar in mijn ogen niet altijd Boekbesprekingen 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 35