Zeeland 29.1
met het oog op het verzekeren van echtheid,
want gedetailleerde gelijkenis is hierin een eerste
vereiste.4
Het hoofd is het meest essentiële want het
enige deel van het beeld dat werkelijk de ge
portretteerde zal verbeelden. Het hoofd en het
lijf worden apart gemodelleerd en vervaardigd,
maar het productieproces is hetzelfde. In veel
gevallen is echter later na aankomst in Europa
het hoofd vastgelijmd. Om de details van zowel
lijf als hoofd te behouden is het niet mogelijk
de beelden te glazuren, het zou een duidelijk
verlies van detail tot gevolg hebben. De basis
voor de beelden bestaat uit een skelet van hout,
waarin vervolgens rijst- en tarwestro worden
gestoken om het lichaam vorm te geven. Op dit
skelet wordt een grove mixtuur van modder, kaf
en stro aangebracht en gemodelleerd waarna het
droogproces kan beginnen. Wanneer het lichaam
vrijwel droog is, brengt de kunstenaar een fijnere
mixtuur aan, samengesteld uit klei, zand en
katoen. Hiermee worden ook eventuele barsten en
onvolkomenheden op de basis weggewerkt. Het
beeld wordt nu opnieuw maar ditmaal volle
dig gedroogd op een koele plaats. Na dit proces
volgen het polijsten van het ruwe beeld en het
aanbrengen van een dunne laag katoenpapier
om zodoende meer detail te creëren, maar tevens
ook om het beeld te versterken. Om te voorkomen
dat de laatste laag met pigmenten tot de klei zal
doordringen, wordt de constructie van het beeld
nu afgewerkt met een witte pasta, gemaakt van
aluinpoeder en een soort collageen afkomstig van
koeienhuid. Na het drogen van deze laag zal de
kunstenaar het beeld kleurrijk beschilderen. Het
finale drogingsproces volgt op het aanbrengen
van een vernislaag.5 In tegenstelling tot porselei
nen beelden, gemaakt van een puur (non-ferro-
metaal) mineraal dat intact blijft na het sinter
proces, worden beelden van klei niet naar een
oven gebracht; zij bestaan immers grotendeels uit
organische materialen die bij verhitting zullen
verbranden.6 Deze portretbeelden van ongebak
ken klei zijn dan ook zeer kwetsbaar, waardoor
mettertijd vaak vele beschadigingen ontstaan.
Behoud en conservering zijn lastig.
De Chinese 'gezichts-makerij' wekt dezelf
de verwachting als de Europese portretkunst:
een duidelijk bewijs van status, bereikt door
het koppelen van het voorkomen aan wat de
opdrachtgever sociaal-maatschappelijk bereikt
heeft. De driedimensionale verbeelding in klei
gaat echter verder dan het Europees portret, het
is een overtreffende trap in de waarneming van
realiteit en artisticiteit en elegantie. Maar het zijn
vooral het achterliggende avontuur en de zeld
zaamheid die de Europeaan bekoren, het idee dat
de opdrachtgever de halve wereld heeft afgereisd
om Oost-Indië succesvol te bereiken en daar een
Chinese kunstenaar persoonlijk heeft ontmoet
om zo'n opmerkelijk kunstobject van zichzelf te
verkrijgen.
Het exacte aantal gemaakte portretbeelden is
onbekend. Volgens de Guangzhou tolregisters
Yuehaiguan zhi) van Tingnan Lian
SM, 1796-1861) en de maritieme registers van
het Qing hof, bijgehouden van de Kangxi tot de
Daoguang periode (van 1749 tot 1838), arriveren
er zo'n 5.390 schepen in Kanton.7 Volgens andere
maritieme archieven zijn ongeveer 1.800 van
deze beelden gemaakt in Kanton. In de huidige
tijd zijn er slechts 40 beelden geregistreerd in
openbare-/museumcollecties, bij families en in
privé-collecties, maar ook bij veilinghuizen. Van
tenminste vier is bekend dat zij geheel verloren
zijn gegaan.
Een portretbeeld in ongebakken klei, gemaakt
in Oost-Indië, is dus door de zeldzaamheid en
breekbaarheid uniek en de ultieme uitdrukking
van bereikte prestaties en status van de opdracht
gever in Azië. De Chinese kunstenaars die deze
portretkunst beheersen zijn ook wel 'knappe-ge-
zichtmakers' ('handsome-face makers') genoemd.
Deze kunst is in verhouding tot de vele andere
decoratieve kunsten uit dezelfde periode minder
populair geweest. Als gevolg daarvan reizen ver
schillende gezichtsmakers naar andere maritieme
marktcentra, op zoek naar cliënten. De regelma
tige scheepvaart tussen Kanton en Batavia brengt
een stabiele instroom van Chinese immigranten
met zich mee, waardoor zich in Batavia een
Chinese gemeenschap heeft kunnen vormen die
daar een welvarend deel is gaan uitmaken van
de maatschappij. Naast Nederlandse kunstenaars,
aangekomen met compagnie-schepen8, zijn daar
dus ook Chinese kunstenaars die al in het begin
van de achttiende eeuw hun werk leveren.
Oost-Indische trofeeën
3