Private armenzorg in Middelburg in de 19e eeuw Christel Poppe In de loop van de 17e en 18e eeuw was Middel burg uitgegroeid tot een welvarende handelsstad, maar deze welvaart ging eind 18e eeuw ten onder. Dit kwam onder andere door het failliet gaan van de VOC in 1795. Door dit faillissement verloor Middelburg zijn grootste werkgever, met als gevolg dat meer dan 10% van de beroepsbevolking haar baan verloor.' Door de hoge werkloosheid nam ook het aantal inwoners af. Bij een telling in 1850 bleek dat er maar 13.800 inwoners waren, ongeveer vierduizend minder dan aan het einde van de 18e eeuw. Armoede in Middelburg steeg tot een dramatisch hoog niveau waarvan de stad de rest van de 19e eeuw niet meer bij zou komen. De staat begon echter pas in de 20e eeuw verantwoordelijkheid te nemen voor de armenzorg. De eerste algemene werkeloosheidswet werd ingevoerd in 1917 en de eerste ziektewet pas in 1930.2 Tot die tijd waren de armen van Middelburg afhankelijk van de kerk, de gemeente en private verenigingen die zich als doel hadden gesteld de armen te ondersteunen. Dit artikel gaat over die laatste groep. Toen de Middelburgse stadsgeneesheer Dr. Coro- nel zijn boek Middelburg voorheen en thans. Bijdrage tot de kennis van den voormaligen en tegenwoordigen toestand van het armwezen aldaar (Middelburg, 1859) schreef over de leef omstandigheden van de armen, noemde hij armoede de ergste ziekte in Middelburg.3 Hij hekelde de rijkere inwoners van de stad. Hij verwees naar hun statige woningen aan de prachtige kaaien waar ze in weelde leefden en daagde hen uit om eens de straathoek om te gaan en het gedeelte van de stad te bezoeken waar 'eene andere bevolking' leefde.4 Hij spoorde de bevolking aan om meer actie te nemen tegen armoede, aalmoezen waren volgens hem niet genoeg. Coronel vertrok in 1860 naar Amsterdam maar mede dankzij hem had het idee dat er een maatschappelijke verantwoordelijkheid was om voor de armen te zorgen postgevat. Het is echter te simpel om te zeggen dat de verenigingen werden opgericht omdat men ar- Simpelhuis, vroeger Soephuis (foto G.R.Heerebout) moede wilde bestrijden. Maar weinig burgers in de 19e eeuw vonden dat iedereen op gelijke voet moest kunnen leven. Vandaag de dag hebben we regelingen als minimumloon en hogere belas tingen bij hogere inkomsten om ervoor te zorgen dat de welvaart van de bevolking niet te ver uit elkaar loopt. In de 19e eeuw was er nog veel meer sprake van een standenmaatschappij. Mensen werden op een bepaald niveau geboren en zou den waarschijnlijk op hetzelfde niveau sterven. Armenzorg werd niet gegeven om armoede in het algemeen te voorkomen maar specifieke onder delen van armoede.' Verenigingen richtten zich bijvoorbeeld op het helpen bij zwangerschap, of probeerden een te hoge werkeloosheid in hun stad te voorkomen. Daarnaast werd niet iedere arme burger geholpen. Er was sprake van deserving poor en undeserving poor. De precieze definities van wie er wel recht hadden op armenzorg en wie niet bleven grotendeels hetzelfde in Europa door de eeuw heen.6 Deserving poor waren de armen die arm waren geworden door niet te voorkomen omstandigheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een ongeval waardoor men niet meer kon werken of een brand of overstroming waarin men eigen dommen verloor. Ook hielp men diegenen die niet voor zichzelf konden zorgen. Weeskinderen, ge handicapten, ouderen en vrouwen met kinderen waarvan de man was overleden of weggelopen 56 Private armenzorg in Middelburg werden graag geholpen. Undeserving poor waren de gezonde volwassenen die geacht werden voor zichzelf te kunnen zorgen en/of diegenen die er niet een moreel, christelijk leven op na hielden. Mannen die aan de drank waren en ongetrouwde moeders werden door veel verenigingen afgewe zen. Deze tijdsgeest kwam ook tot uiting in de manier waarop armenzorg werd gegeven in Mid delburg. In dit artikel worden drie verenigingen besproken die allemaal hun eigen omschrijving hadden van deserving poor. De verenigingen hadden ook verschillende manieren waarop ze armoede bestreden, namelijk door arbeiders werk te verschaffen, door vrouwen te kleden en werk te verschaffen, en door de hongerige armen te voeden. Aangezien de verenigingen op verschil lende manieren te werk gingen, schijnen ze elk licht op een ander aspect van de armenzorg die men in de 19e eeuw kon vinden. De documenten over deze verenigingen die gebruikt zijn voor dit artikel worden bewaard in het Zeeuwse Archief in Middelburg. Loon voor werk De eerste vereniging werd in 1838 opgericht en was actief tot 1877.7 De zinspreuk van de vereniging was 'Loon voor Werk', en dit was ook meteen de naam van de vereniging. De doelgroep van deze vereniging waren arbeiders in de ambachtelijke nijverheid die slechts een deel van het jaar werk hadden. De vereniging financierde en organiseerde bouwprojecten om de arbeiders in de wintermaanden werk te geven. Met het werk dat op deze manier gecreëerd werd konden de arbeiders in hun levensonderhoud voorzien tot ze in het voorjaar weer normaal werk konden vinden. Eén van de projecten was het aanleggen van de Bolwerken van Middelburg. Toen Middelburg aan het begin van de 19e eeuw sterk verarmde, vielen veel openbare werken in verval, waaronder de vestingwerken. Tussen 1841 en 1849 werden de stadswallen door een groep arbeiders getransformeerd tot een plantsoen. Onder de leiding van een bekende tuinarchitect genaamd Karei George Zocher (1796-1864) werd een mooie groengordel omringd door water rond de binnenstad aangelegd.8 Ongeveer een derde van deze Bolwerken verdwenen omstreeks 1870 door de aanleg van het Kanaal door Walcheren en een spoorlijn naar Vlissingen. Het overgebleven deel is echter nog altijd toegankelijk. In het Zeeuwse archief in Middelburg kun je de reglementen inzien die de vereniging in 1839 heeft opgesteld. Hierin staat aangegeven wat het doel was van de vereniging en hoe de leden van plan waren dat doel te behalen. Uit artikel 1 kun je al veel aflezen. 'Art 1. Doel der Vereeniging: Het doel dezer vereeniging is, om gedurende den Winter geschikt werk en matige verdiensten te verschaffen aan Behoeftigen binnen deze Stad, die arbeiden kunnen en willen, en dezen alzoo in de gelegenheid te stellen, om voor zich en de hunnen een eerlijk bestaan te winnen, ten einde daardoor zoo veel mogelijk het schadelijk ledig- gaan, en het voor den eerlijken werkman zoo ver nederend vragen en bedelen, voor te komen.'9 Uit dit artikel blijkt dat de leden van de vereniging zich bezighielden met de morele status van de armen. Ze wilden ervoor zorgen dat de arbeiders een 'eerlijk' bestaan konden winnen omdat ze geloofden dat niet werken 'schadelijk' en 'verne derend' was voor de arbeiders. De vereniging verzorgde werk voor zowel mannen als vrouwen, maar legde sterk de nadruk op het helpen van mannen. De reglementen schrijven over mannelijke werklieden en in de artikelen over het aannemen van de juiste arbei ders werd er alleen gesproken over mannen. In de hele lijst met artikelen worden vrouwen maar één keer genoemd. In artikel 5 staat: 'Mannen en Jongelingen, welke naar het oordeel der Commis sie de noodige geschiktheid tot de te verrigten werkzaamheden hebben, of bij eenige oefening kunnen verkrijgen, zullen, voor zoover de mid delen daarvoor toereikend zijn, als Werklieden aangenomen worden. Ingeval de te verrigten werkzaamheden ook voor Vrouwen-handen mog- ten blijken geschikt te zijn, zullen er ook Vrou wen en Meisjes kunnen worden aangenomen.'10 In de praktijk betekende dit dat er vrouwen (en kinderen) werden aangenomen om te helpen met de klusjes die vanuit huis gedaan konden worden. Bij het oprichten van de vereniging ging het be stuur ervan uit dat ze voornamelijk mannen zou aannemen. Dit kan mogelijk verklaard worden door traditionele geslachtsrollen. In de 19e eeuw werd het als taak van de man gezien om te wer ken en financieel voor het gezin te zorgen. Als Private armenzorg in Middelburg 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 10