Boekbesprekingen
:\-vr.VV
KW
op Catharina, maar toen zij weigerde haar geloof
af te zweren, liet de woedende keizer haar op de
brandstapel gooien, waarna de vlammen doofden.
Daarna sloot hij haar twaalf dagen zonder eten en
drinken op, en toen ook dat niet hielp zou ze door
een houten rad, bezet met messen, aan stukken
worden gereten. De bliksem vernielde echter het
folterinstrument en de rondvliegende messen
kwamen tussen het publiek terecht. Daarna liet de
woedende keizer haar onthoofden.
In de veertiende eeuw werd Catharina opge
nomen in het selecte gezelschap van de Heilige
Helpers, die onder andere de mensheid tegen de
pest konden beschermen. Catharina wordt ook
aangeroepen tegen barensweeën, astma, eczeem,
tongziekten, hersenziekten en misschien nog wel
tegen veel meer kwalen. De O.-L.-Vrouwekerk
bezat tot eind achttiende eeuw een altaar gewijd
aan de Heilige Catharina, met een altaarschilderij
van de marteling op het ogenblik dat het martel-
wiel in stukken vliegt en de beulen achterover
vallen.
In de Dendermondse ommegang vormde de
uitbeelding van het leven van de H. Catharina
één van de oudste voorbeelden van profane
elementen in de kerkwijdingsprocessie. De uit
beeldingen of tonelen werden verzorgd door
verschillende wijken, later door rederijkersgezel
schappen. In 1517 verdwijnt de uitbeelding en
wordt vervangen door het tafereel van de Heilige
Dorothea, de tweede heilige die door de auteur
beschreven wordt.
Dorothea zou de jongste dochter zijn van de
Romeinse raadsheer Thorus. Nadat Thorus en
zijn echtgenote zich tot het christendom hadden
bekeerd verhuisden ze naar een uithoek van
het Romeinse rijk. Toen Dorothea volwassen
was werd ze ten huwelijk gevraagd door de
plaatselijke rechter. Nadat ze weigerde aan zijn
goden te offeren liet hij haar in kokende olie
werpen, maar ze bleef ongedeerd. Na negen dagen
opgesloten te zijn zonder voedsel en drinken
kwam zij mooier en gezonder te voorschijn,
waarna ze met brandende fakkels gemarteld
werd. Uiteindelijk is Dorothea onthoofd. Zij is
op de dag van 6 februari op de heiligenkalender
terecht gekomen, vooral in Duitstalige
gebieden nam haar verering een grote vlucht.
In Dendermonde werd de H. Dorothea vereerd
door de rederijkerskamer 'de Rosiers', die in de
O.-L.-Vrouwekerk een altaar onderhield ter ere
van haar patroonheilige Sint-Michiel, en waarop
waarschijnlijk ook het beeld van de Heilige
Dorothea stond.
Honderd jaar nadat het tafereel met de le
gende van de H. Dorothea uit de Dendermondse
ommegang was verdwenen, werd in 1661 door de
lokale bloemisten een 'Broederschap van de H.
Maghet ende Martelaresse Dorothea' opgericht
en alle leden moesten aanwezig zijn bij de H. Mis
op haar feestdag. Met de verplicht meegebrach
te bloemen werd het altaar, waarop een wassen
beeld van haar stond, veranderd in een 'blomhof'.
68
Aanwinsten
De wordingsgeschiedenis van
Pleidooi morde moedertaal, de jeugd
en de onderwijzers
Hen TOcunwrutiK op hart van Je
Zwnfarnc bnrven van J. H vin dm Ho«h
Ui Zwcattr ra W Kraan
l -
tj 4» «t I—* -* - r-
Cr
Jan Zwemer en Sjaak Kroon, De wordings
geschiedenis van Pleidooi voor de moedertaal, de
jeugd en de onderwijzers. Een reconstructie op
basis van de Zierikzeese brieven van J.H. van den
Bosch. Eindhoven: Damon, 2019.
ISBN 978 94 6340 264 4, gebonden, 205 blz.
Prijs 24,90
'Ons Onderwijs moet öm' was de voorlaatste zin,
en het leidmotief van J.H. Van den Bosch' taai
en onderwijsopvattingen in zijn Pleidooip. 64).
De daaropvolgende slotzin toont de gedrevenheid
van waaruit hij het Pleidooi heeft geschreven:
'In dienst van deze waarheid is deze brochure
geschreven.'
De gedachte van 'ons onderwijs moet om',
moet Jan Sturm zeer hebben aangesproken. Jan
Sturm (1940-2011) heeft zich zeer ingespannen
voor vernieuwing en verbetering van het onder
wijs Nederlands, als lerarenopleider, nascholer en
vakdidactisch onderzoeker aan de KU Nijmegen,
als auteur van tal van artikelen en cahiers met
betrekking tot het onderwijs Nederlands, en als
lid van commissies en vakverenigingen. Een
belangrijk aandachtspunt van Sturm was de ge
schiedenis van de conceptuele ontwikkeling van
het moedertaalonderwijs sinds het einde van de
19de eeuw. Het hier besproken boek is dan ook,
zoals Sjaak Kroon zegt (p. 19), een hommage aan
Jan Sturm, die na zijn pensionering tot aan zijn
dood gewerkt heeft aan de wordingsgeschiedenis
van het Pleidooi.
Heel intrigerend in de geschiedenis van het
moedertaalonderwijs was de figuur van Jan
Hendrik van den Bosch (Zwolle 1862 - Leiden
1941). Hij had na zelfstudie in 1887 met glans het
diploma voor de MO-akte Nederlands behaald. Hij
is daarna vier jaar (1891-1894) leraar Nederlands
geweest aan de Rijks-hbs en de Burgeravond
school in Zierikzee. Van 1894 tot zijn pensione
ring in 1927 was hij leraar in Gouda. Volgens
zijn literatuurlijst in De Vos (1939, 436-442) had
hij tussen 1888 en 1934 een honderdvijfigtal pu
blicaties op zijn naam. De meest centrale daarin
is zijn Pleidooi voor de moedertaal, de jeugd en de
onderwijzers uit 1893, voorbereid en geschreven in
zijn Zierikzeese tijd, en nadien door hem en zijn
medestanders verder uitgedragen.
Het eigenlijke Pleidooi heeft Van den Bosch
uitgebracht in een brochure van 64 pagina's, ge
volgd door een aanhangsel (p. 65-71). Zowel door
de opvattingen die Van den Bosch naar voren
bracht, als door de felle, soms haast agressieve
en pamflettaire stijl riep het Pleidooi, net als de
ermee samenhangende publicaties, uitgesproken
positieve naast sterk afwijzende reacties op. Van
het eind van de negentiende eeuw tot in de jaren
zeventig van de twintigste eeuw hebben tien
tallen auteurs zich geïnspireerd op of zich juist
afgezet tegen de ideeën van Van den Bosch over
moedertaal, moedertaalonderwijs en onderwijs
meer in het algemeen.
Het hier besproken boek begint met een
voorafgaand situerend hoofdstuk (p. 11-23) van
de hand van Sjaak Kroon, hoogleraar aan Tilburg
University. Het eigenlijke boek (p. 25-205) is van
de hand van Jan Zwemer, Zeeuws historicus. In
het voorafgaande hoofdstuk schetst Kroon de
plannen van enkele Nederlandse en Vlaamse
moedertaalonderwijsonderzoekers1 in de jaren 90
om te gaan werken aan een ideeëngeschiedenis
van het moedertaalonderwijs in Nederland en
Vlaanderen. Daartoe dienden zij een VNC-pro-
Boekbesprekingen
69