de doorstekingen omme Jsendijck van daer in accessibele te maken zoude wesen van kleijnen effecte'. Kortom de Mauritspolder lag gewoon te hoog. Uit dit schrijven blijkt tevens dat de volgende polders aldaar reeds onder water waren gezet zoals de Jonkvrouwpolder, Vrijepolder, Pas- segeule en Catelinepolders. Voor Zeeland was er met deze inundatie dus voldoende water aanwezig om IJzendijke voor een eventuele Spaanse actie te beschermen. Uit de correspondentie over de Staatse ver overing van Philippine blijkt dat er ook erg kort sprake was van het gebruik van het water in een van de polders. De inundatie werd gesteld door de sluis bij Boekhoute te openen zodat het water in de nieuwe polder zou lopen." Daar de belegering van Philippine, toen nog slechts een gebastio- neerd fort met een uitgebouwd lager deel, slechts drie dagen duurde, moeten de gevolgen van de 'inundatie' zeer beperkt zijn geweest. Ook bij de belegering van Sas van Gent in de late zomer van 1644 werd gebruik gemaakt van het water, zij het ook hier op beperkte schaal. Van Spaanse zijde werd er al snel op aangedrongen zo veel mogelijk water door de Sasse Vaart naar Sas van Gent te laten afstromen om daarmee de grachten volledig te kunnen vullen.11 Ook aan de Staatse kant werd water gebruikt om in ieder ge val de sloten van de omsluiting (circumvallatie) overal vol te laten lopen. Uit het bestuderen van de inundaties van 1621 en het gebruik van het water daarna zijn de reden en het tijdstip van doorsteken wel duidelijk geworden. Maar een nauwkeurig beeld van de toestand van de polders vlak voor de inundatie is er vooralsnog niet. Welke polders waren na 1583 alweer herdijkt en welke niet? We kunnen alleen aan de hand van bedijkingsoctrooien reconstrue ren welke polders in bedijking waren uitgegeven. Maar het uitgeven van een bedijkingsoctrooi en het ook daadwerkelijk droogleggen van zo'n polder zijn niet altijd identiek. Het heeft er alle schijn van dat de inundatie van 1621 zich heeft beperkt tot wat er rondom Aardenburg na 1621 werd herdijkt en tot gebieden die in de Generale Prins Willempolder, eerste en tweede deel, pas rond 1651/52 werden herdijkt.13 Inundaties in Holland Tijdens zijn strafexpeditie diep in Holland kwam Alva obstakels tegen die een leger bestaande uit Spanjaarden, Italianen en Duitsers met ruiterij niet gewend was. Het waterrijke Holland was niet alleen moeilijk passeerbaar, ook de belegering van steden vormde door het vele water een probleem. Bij de belegering van Alkmaar drong het stadsbestuur er bij de gouverneur van de steden van het Noorder Kwartier op 23 augustus 1573 op aan de zeedijken door te steken om met behulp van het water de vijand te verdrijven." In plaats van de zeedijken door te steken, werden eerst sluizen open gezet. Een bij de Krabbendam, een tweede bij Zijpe, etc. Ondanks het feit dat de boeren ter plekke de sluizen weer poogden te sluiten, werden deze opnieuw opengesteld. Daarnaast werden dijkstukken doorgestoken, o.a. in de Oosterendijk. Op die wijze liep het water, opgestuwd door de noordwesten winden, in de richting van de belegerde stad. Toen het aldaar op 26 september springvloed was, kon er met schuiten in het geïnundeerde land worden gevaren richting Alkmaar. Enige tijd later braken de Spanjaarden het beleg voor de stad op. Terwijl de inundaties al gesteld waren, beval Oranje 'dattet noodich ware de dijcken door te steecken; aenghesien het beter is het platte lant voor een tijt onder water te laten gaen, dan de stadt te verliesen',5 Het jaar daarop belegerden de Spanjaarden de stad Leiden. Om deze te ontzetten stelde Oranje voor 'datmen de Maes ende IJsseldijcken soude deursteecken, ende de sluijsen van Rotterdam, Schiedam, Delfshaven ende andere die in haer macht waren soude opsetten ende het landt alles laeten onder waterloopen sonder acht te nemen opte groote schadeende datmen alsoo een zee met ebbe ende vloet oer een drooch vast landt soude maecken omme daernaer als het hooch genoech soude zijn gevloeijt ende gewassen naer Leijden te vaeren ende de stadt op sodanighe wijse te spijsen ende ontsetten'.16 Na intensief overleg werd besloten deze inundaties daadwerkelijk uit te voeren. Zo ging een groep grondwerkers onder leiding van Daniel van Wijngaerden en Willem van Palensteijn naar Rotterdam om daar de inundatie te stellen. Oranje ging op 3 en 4 augustus met Pauwels Buys en 52 Militaire inundaties Militaire inundatie rondom Leiden, 1574 (uit: Bor, dl. 1, fol. 62ro) andere vertegenwoordigers van de Staten van Holland naar de IJsseldijk bij Capelle om aldaar de doorsteking uit te voeren. Er werd op zestien plaatsen doorgestoken, een daarvan lag recht te genover IJsselmonde. De sluizen tussen Rotterdam en Delfshaven gingen ook open. Hoewel het water op een aantal plaatsen hoog opliep, tot zelfs tien palmen, bleef het te laag om Leiden te bereiken. De noordwestenwind, die op 18-20 september opstak, bracht tenslotte voldoende water richting beleger de stad.17 Daardoor kwam de hulpvloot op gang en kon Leiden binnen luttele tijd worden ontzet. Daar Holland na 1574 nauwelijks meer werd bedreigd door Spaanse legereenheden, kwamen gootschalige inundaties niet meer voor. Niet temin groeide deze defensiestrategie, uit tot de Oud-Hollandse waterlinie. Deze diende Holland, i.h.b. Amsterdam, tegen vijandelijke aanvallen over land te beschermen. De eerste grote proef op de som kwam in 1672. Ondanks een hache lijke doorbraak bij Woerden bleef Holland een Franse bezetting bespaard. Het zwakke punt in een dergelijke inundatielinie waren de accessen, waar veelal stevige gebastioneerde forten werden gelegd of garnizoenssteden lagen, zoals Naarden, Woerden, Schoonhoven e.a. Het in werking stel len van een dergelijke waterlinie gebeurde door het inlaten van rivierwater of water van de Zui derzee door sluizen. Omdat men een aanval kon zien aankomen, was het doorsteken van rivier- en zeedijken veelal niet nodig. Door het laaggelegen landschap liep het water automatisch binnen en vulde het gebied op tot de gewenste hoogte. Een vergelijking Noord-Vlaanderen en Holland De tijdens de Tachtigjarige Oorlog in Noord- Vlaanderen geïnundeerde gebieden ontwikkelden zich langzaam tot de inundatielinie zuidwest. Vergelijken we de militaire inundaties hier gedurende genoemde oorlog met die in Holland dan vallen enkele zaken op. In Noord-Vlaanderen werd gebruikgemaakt van het zeewater, terwijl in Holland overwegend zoet water werd gebruikt met uitzondering van het Zuiderzeewater. De consequentie van het gebruik van zout water is een langdurige schade aan landbouwgewassen, omdat de zoutindringing in de bodem nog jarenlang doorwerkt. We zouden dit nu verzilting noemen. Een tweede verschil door het gebruik van zee water is de sterke eb- en vloedstroom. Zodra er een gat in een zeedijk is gemaakt in de zuidwes telijke delta doet het getij zijn schurende werking. Gaten worden wijder en dieper en op plaatsen schuurt de bodem af en ontstaan nieuwe getij- dengeulen indien men niet op tijd aan herstel toekomt. Op termijn is een nieuw landschap het gevolg. In Holland daarentegen worden sluizen opengezet en vult het binnenstromende water in beginsel laaggelegen bekkens op. Een eventu eel getij stroomopwaarts de Maas en Hollandse IJssel was toentertijd minder dynamisch dan in de zuidwestelijke delta. Dieper Holland in nam de invloed het getij verder af. Een militaire inunda tie in Holland zal dus niet zo ingrijpend het land schap veranderen als in de zuidwestelijke delta. Een derde verschil, opnieuw veroorzaakt door eb en vloed in de zuidwestelijke delta, is het feit dat overstroomde polders bij eb weer leeglopen en in principe gedurende korte tijd geen obsta kel meer vormen voor een aanvallende krijgs macht. Bovendien lagen veel polders zo hoog dat inunderen weinig effect had. Daar komt nog bij dat inundatiegebieden op zich natuurlijk op- en aanslibben en daardoor automatisch geleidelijk aan weer ophogen en bijgevolg hun effectiviteit als strategisch inundatiegebied verliezen. In de inundatiegebieden van Holland worden, nadat het gevaar geweken is, de bekkens weer droogge malen. Immers, al sedert de vijftiende eeuw kon het land nog alleen maar worden drooggehouden door molenbemaling. Militaire inundaties 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 8