Een vierde verschil is het permanente karak ter van de militaire inundaties in Noord-Vlaan- deren, terwijl dit in Holland niet het geval was. Zelfs in de zeventiende en achttiende eeuw waren bepaalde gebieden in Noord-Vlaanderen vast on derdeel van een waterlinie, terwijl toentertijd in Holland de inundatie alleen werd gesteld bij het dreigen van daadwerkelijk gevaar, zoals in 1672. Ten slotte verdient nog een verschil onze aandacht. Dit is de lange ervaring die men in grote delen van Holland met het inlaten van het water had. Zo werd op plaatsen het water tijdens de winter ingelaten om het land te bemesten met slib en om als remedie te dienen om het ongedier te (muizen) te bestrijden. Door de aanwezigheid van de vele grote plassen en talloze sloten in Holland was het gebruik van boten door inwoners daar een vrij normale zaak. In de winter kon er over het ijs worden vervoerd. Voor legers met een aanzienlijke ruiterij was er in Holland geen doorkomen aan. Militaire inundaties worden over het algemeen gezien als een defensieve strategie. In dit artikel blijken de militaire inundaties in Noord-Vlaan- deren bedoeld om de Spanjaarden van de Hontekust te verdrijven en eventueel met behulp van het water belegerde steden te ontzetten. In Holland werden de onderwaterzettingen uit de jaren 1573-1574 eveneens gebruikt om de Spanjaarden te verdrijven en met succes, want ze braken voor Alkmaar en voor Leiden hun belegering op. Pas na de Tachtigjarige Oorlog werden de waterlinies voornamelijk als defensie linie gebruikt. De meest recente militaire inun datie die duidelijk als aanvalsstrategie werd ingezet, was de onderwaterzetting van Walcheren in 1944. Ook ditmaal bereikte men het gewenste doel, namelijk de verdrijving van de Duitse legereenheden van het eiland. Eerder hadden de Duitsers op hun beurt Schouwen-Duiveland onder water gezet om dat gebied minder aantrek kelijk te maken voor een eventuele landing door de Geallieerden. De militaire inundatie in Noord-Vlaanderen tijdens de Tachtigjarige Oorlog en erna was ver geleken met die in Holland een onderwaterzetting met zeewater. Door de gestage eb- en vloed stroming bleek dat tot ongewenste schuringen te leiden, verzilting van gebieden en op termijn verandering van het landschap. Terwijl het wa terpeil bij de inundaties in Holland min of weer kon worden gecontroleerd tot het gewenste peil van tussen 30 en 50 centimeter. Bij het inlaten van zeewater was dit niet het geval, want bij eb vielen polders droog; bij vloed liepen sommige zo vol dat eventueel boten konden worden ingezet. Het permanente karakter van de waterlinie in Noord-Vlaanderen in de tijd na de Tachtigja rige Oorlog en het slechts tijdelijk stellen van een inundatie in Holland maakt dat ook op dat punt de militaire inundatie als krijgsstrategie in Noord-Vlaanderen en het latere Staats-Vlaan- deren een landschappelijk veel grotere impact heeft gehad. Daarbij werd zelfs zover gegaan dat alle voorgenomen bedijkingen aan die militaire strategie werden getoetst. Het zou interessant zijn te onderzoeken hoe de inundatielinie in Staats-Vlaanderen zich in de loop der tijden verder heeft ontwikkeld, wat de aanpassingen aan het landschap zijn geweest, waarom die hebben plaatsgevonden en hoe de landeigenaren en gebruikers van het land (boe ren) in het gebied op deze veranderingen hebben gereageerd. De afleveringen I en II verschenen in Zeeland 25-4 (2016) en Zeeland 26-2 (2017) aninwww De auteurs in dit nummer Dr. A.J.M. de Kraker (1979) is historicus en historisch geograaf. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van de waterstaat van Zuidwest Nederland en aangrenzend Vlaanderen, het polderwezen, historisch klimaat en de Nederlandse cultuurlandschappen. Tussen 2013 en 2015 was hij werkzaam aan de VU, nu is hij deeltijddocent aan Saxion Hogeschool in Deventer. Daarnaast heeft hij zijn eigen onderzoeksbureau Cultuurhistorie De Kraker. Recentelijk publiceerde hij het boek 'Landschap en bewoning van Zeeuws-Vlaanderen'. Christel Poppe MA (1996) studeerde sociale geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Ze schreef haar Bachelor thesis over armenzorg in Middelburg in de negentiende eeuw en haar Master thesis over de aard van consumptie in Nederlandse vrouwentijdschriften na de Tweede Wereldoorlog. Drs. A.C. de Groote (1954) studeerde pedagogiek en antropologie aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Naast aanvullende studies in diverse sectoren (documentaire informatievoorziening, makelaardij en postdoc pedagogiek aan de Universiteit Leiden) was zij werkzaam in de wetenschappelijke informatievoorziening (SVO - Instituut voor onderwijsonderzoek in Den Haag, NIWI - Netherlands Institute for Scientific Information Services in Amsterdam en coördinator postdoc opleiding Document en informatiemanagement aan de Erasmus Universiteit Rotterdam). Sinds 2008 publiceert zij onder meer over de geschiedenis van West- Zeeuws-Vlaanderen. F.A.D. van Nieulande (1941) is conservator Mollusca (recent en fossiel) vanwege het Zeeuws Genootschap bij het Zeeuws Museum in Middelburg. Tevens is hij research associate voor dezelfde discipline bij 'Naturalis' Biodiversity Center te Leiden. Hij is ruim veertig jaar amateur-malacoloog/paleontoloog en gespecialiseerd in fossiele schelpen van het Cenozoïcum in West-Europa. Momenteel werkt hij, met anderen, aan de tweede fossielenatlas voor Zeeland. Besluit en conclusies Eindnoten 1 M.K.E. Gottschalk, Historische geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen. dl.2 (Van Gorcum, Assen 1958); M.K.E. Gottschalk, De Vier Ambachten en het Land van Saaftinge in de Middeleeuwen. (Van Gorcum, Assen 1984). 2 Adrie de Kraker, 'Dijkaanleg en dijkherstel in noord- oost-Vlaanderen tijdens de zestiende eeuw, een kwestie van geld en organisatie', in: Tijdschrift voor Waterstaats geschiedenis, 2e, (1993) no. 1, 26-38. 3 Adrie de Kraker, Landschap en bewoning van Zeeuws-Vlaonderen Landschapsontwikkeling en bewo ningsgeschiedenis van een grensregio, circa 12 0000 v. Chr. tot circa 2 000 (Drukkerij Bareman, Terneuzen, 2017). 54 Militaire inundaties 4 Zeeuws Archief Staten van Zeeland, 1623, fol. 200ro en 234ro, instructie van 5 mei 1584 voor Pieter Bossier.; RGP 43, 421-422, instructie van 31 juli 1584 voor Philips de Gruutere, e.a. 5 ZA StvZ, nr. 1623, fol. Brief van Zeeland van 28 februari 1584 aan Oranje. 6 Gottschalk 1958, p. 219. 7 De Kraker 2017, pp. 180-184. 8 Adriaan M.J. de Kraker, 'Flooded, flattened and rebuilt archaeological sites. The case of strategic inundations during the Eighty Year's War and how the archaeology developed after reclamation of the landscape', in: Sjoerd Kluiving, Lisette Kootker Et Rita Hermans (red.) Interdis- ciplinarity between humanities and science. A festschrift in honour of Prof. Dr. HenkKars. Clues interdisciplinary Studies in culture, history and heritage, vol 2 (Sidestone Press Leiden 2017), 87-99. 9 ZA StvZ, nr. 927, brief van 16 mei 1621 van Maurits aan de Staten van Zeeland. 10 ZA StvZ, nr. 927. Zie ook brieven van 12 en 22 september 1621. 11 ZA StvZ, nr. 1248, brief van 10 september 1633. 12 Stadsarchief Gent, rks. 2, nr. 72, brief van 8 juni 1644 van Deurwaal. 13 De Kraker 2017, pp. 241-244. 14 Pieter Bor Christiaensz. Oorspronck, begin ende vervolgh der Nederlantsche Oorloghen in XVIII boecken waerach- telijck en onpartijdelijck beschreven (1621) Hiervan 6e boek, fol. 332. 15 Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh..., 6e boek, fol. 334. 16 Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh..., 7e boek, fol. 53 17 Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh..., 7e boek, fol. 59 Militaire inundaties 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 9