De Zeeuwse duiten Rien Sanderse Laten we eens aandacht besteden aan de minst gewaardeerde munten met de laagste waarde in de collectie van het Zeeuws Genootschap: de DUIT. Weliswaar de laagste denominatie, maar toch valt er wel wat te vertellen over deze munt. Gedurende het hele bestaan van de Zeeuwse munt zijn er duiten geslagen: vanaf de oprichting in 1580 tot een jaar voor de sluiting van de munt in 1798 ten gevolge van de centralisatie van de muntslag tijdens de Bataafse Republiek. De koperen duit had in het begin het stan daardgewicht van 3,6 gram. Dit varieerde gedu rende de loop van de tijd van 2 tot bijna 4 gram, afhankelijk van de beschikbaarheid en wereld- handelsprijs van grondstoffen. Hoewel Zeeland zijn eigen muntslag had in de Middelburgse Abdij werden de denominaties en de ontwerpen bepaald door de Staten-Gene- raal, die daar ook toezicht op hielden. De situatie was enigszins vergelijkbaar met de huidige euro: provincies brachten hun eigen munt uit, waar bij de herkomst duidelijk was, maar de munten van verschillende provincies werden door elkaar gebruikt; een duit van de Hollandse munt in Dor drecht was evenveel waard als die van Zeeland of Gelderland. De GULDEN was de rekeneenheid in de Republiek, ook al werd die niet altijd als munt geslagen, zeker in Zeeland niet. In een gulden zaten 20 stuivers, en in een stuiver zaten 8 dui ten. De hoeveelheid stuivers in een gulden komt volwassen Nederlanders nog bekend voor, maar de hoeveelheid duiten in een stuiver lijkt voor berekeningen wat lastiger. Het ontwerp van de duit is gedurende die meer dan 200 jaar Zeeuwse munt regelmatig gewijzigd; daarbij volgde men de op dat moment heersende stijl. De eerste Zeeuwse duiten hadden nog het ont werp van het Spaanse koninkrijk met gekroond Andreaskruis. Al snel (vanaf 1601) werd dit laat ste verbannen van de munt en vervangen door de Hollandse maagd in Hollandse tuin, gezeten achter een Zeeuws wapenschild, en verscheen op de keerzijde de provincienaam 'ZEELANDIA'. Vanaf 1714 werd de voorzijde gedomineerd door het Zeeuwse wapen in plaats van de Hol landse maagd, in het begin zonder omlijsting maar later in een steeds wisselende lijst, eerst in renaissancistisch stijl, later in uitbundige barok- en rococostijlen, en tegen het einde van de achttiende eeuw zie je dat het ontwerp weer veel strakker wordt in een meer neoclassicistische stijl. Om het wapenschild heen werd de Zeeuwse wapenspreuk weergegeven: LUCTOR ET EMERGO (ik worstel en kom boven). 1685 GM4578a en GM4578b 1720 GM4587a en GM4587b 1725 GM4594a en GM4594b 104 Is van schatten hier

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 26