m Waarschijnlijker is het dat Martinus Sr. de eerste paar jaren in Zeeland het stempelsnijden zelf heeft gedaan, en in 1754 zijn neef Johan Mathias heeft aangesteld en laten beëdigen tot stempelsnijder. Johan Mathias was tot dan toe in Duitsland werkzaam. Was hij verantwoordelijk voor deze fout? Er is al veel over geschreven, en het blijft interessant. Drs. G. van der Meer geeft in het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde nr 48 (1961) een mooi overzicht van alle theorieën. In 1795 werd de Bataafse Republiek uitgeroe pen. Veel van de tot dan toe regionale verant woordelijkheden werden gecentraliseerd, waaron der het vervaardigen van munten. In 1798 werd de Zeeuwse munt gesloten, andere provinciale muntwerkplaatsen gingen nog even (gedeeltelijk) door; uiteindelijk werd de muntslag gecentrali seerd in Utrecht. Hoewel er wel ontwerpen bekend zijn van een Bataafse munt is dat er nooit van gekomen, in Utrecht is men gewoon doorgegaan met hetzelfde ontwerp als ten tijde van de Republiek, met het wapenschild van Utrecht. Duiten worden met grote regelmaat met me taaldetectoren gevonden. Dat de waarde van de duiten in alle provincies gelijk was en dat ze door elkaar gebruikt werden blijkt uit het feit dat de herkomst van de vondsten zeer gevarieerd is. De kans om een Hollandse duit in Zeeland te vinden is bijna even groot als de vondst van een Zeeuwse of een Utrechtse. Duiten waren niet de munten die door mensen in de spaarpot werden gestopt, vandaar dat ze als losse vondst worden aangetroffen, niet bij elkaar in een kruik of kistje zoals wel met zilveren mun ten gebeurt. De waarde was destijds al laag, veel mensen wensten niet te bukken om een verloren duit op te rapen of te zoeken. Omdat het koper van een bodemvondst vaak is aangetast heeft zo'n duit voor een numismaat weinig waarde. Alleen degene die boven de grond bewaard zijn gebleven (vaak al in verzamelingen) worden nog wel verhandeld op muntveilingen. Over de duit nog één nabrander: Nadat de Bataafse Republiek was opgeheven en over was gegaan in het 'Koningrijk Holland' in 1806, kwam in 1810 de Franse overheersing. Na de nederlaag van Napoleon Bonaparte werd in 1813 het Koninkrijk der Nederlanden opgericht. Wat muntslag betreft was het wat chaotisch op dat moment. Het duurde nog tot 1818 voordat de eerste munten in kleine proefpartijden werden geslagen in Utrecht en Brussel volgens de nieuwe Nederlandse muntwetten. Hoewel men tijdens de Republiek der Ver enigde Nederlanden altijd al gewoon was om met buitenlandse valuta te betalen, ontstond er nu een groot gebrek aan wisselgeld, met name duiten. Onder andere de Utrechtse kruidenier Bley- enstein liet in Hessen (Duitsland) duiten slaan volgens eigen ontwerp, met het jaartal 1819. Ook werd de munt in circulatie gebracht door de ban kier Van Lanschot in 's Hertogenbosch. 1819 GM4916a en GM4916b Uiteindelijk leidde dit tot rellen in Utrecht, omdat de kruidenier de duiten wel als wisselgeld aan klanten terugbetaalde, maar niet als betaling aannam. Oudere Italië-gangers herkennen dit nog van de snoepjes bij de benzinepompen voor de invoering van de euro. 106 't Is vol van schatten hier

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 28