Zeeland 29.3 Veel contacten met het Zeeuwse kunstleven waren er niet, Nel en Hens bleven georiënteerd op Holland, waar ze beiden bleven exposeren. Gedurende het begin van de Tweede Wereldoorlog moest Nel haar werk een tijdlang onderbreken, maar in 1941 kon ze na de geboorte van haar tweede zoon de draad weer oppakken. Met voor uitziende blik had ze al een grote hoeveelheid turf en pijpaarde ingeslagen, zodat ze weer volop aan de slag kon. Na de bevrijding kon ook het contact met Amsterdam weer worden hersteld. In 1952 werd zij uitgenodigd voor deelname aan de prestigieuze tentoonstelling 'Contour onzer beeldende kunst' in Delft. In 1957 moest Nel Houtman echter worden opgenomen wegens toe nemende geestelijke problemen. Het pottenbakken werd onderbroken. In datzelfde jaar werd Hens van der Spoel benoemd tot docent aan het Instituut voor Op leiding van Tekenleraren in Amsterdam, en in 1959 woonden zij in een atelierwoning aan de Zomerdijkstraat, waar ze weer een uitgebreide kennissenkring ontmoetten. Nel was echter in haar depressieperiode haar vakgeheugen en vaar digheid kwijtgeraakt. Met hulp van haar tweede zoon Laurens, die ook voor de keramiek had ge kozen, kon zij een nieuwe start maken. Toen ze in 1968 een eigen atelier, ook in de Zomerdijkstraat, kon krijgen, begon een derde vruchtbare perio de, die tot 1989 duurde. In 1993 had zij nog een laatste tentoonstelling in Wolphaartsdijk, waar ook nagelaten werk van haar man was te zien. Ze overleed in 2000, 94 jaar oud. Het levensverhaal van Nel Houtman is in het boek van Jaap Jongstra chronologisch weergegeven. Maar daarbij wordt steeds uitvoe rig ingegaan op het karakter van het werk, de omstandigheden waaronder het ontstond en de contacten van de kunstenares met de kunsthan del, galeries en vakgenoten. Nel Houtman is haar leven lang individueel werkzaam geweest, zonder samenwerking met anderen - alleen haar man hielp bij het stoken - en heeft zich erop toegelegd het vak volkomen te beheersen: de kennis en keuze van het grondmateriaal, de vormgeving, het glazuren en het bakken. Na een beginperiode waarin ook gebruiksaardewerk zoals theepotten werd gemaakt, heeft ze zich uitsluitend gericht op sieraardewerk. In tegenstelling tot vele anderen, zoals de kunstenaars verbonden aan De Porce- leyne Fles, heeft zij nooit figuratieve elemen ten gebruikt in de vormgeving of de decoratie. Daarbij heeft zij zich vooral laten inspireren door de oosterse glazuurkeramiek uit China en Japan. Aanvankelijk werkte ze uitsluitend met de draaischijf, later ging ze meer over tot handge- vormde potten, vazen en schalen. Ondanks haar onafhankelijke karakter was zij goed op de hoogte van wat er verder in Nederland gebeurde en zij kende ook vele collega's persoon lijk. Ook in de kunsthandel had zij goede contac ten, waardoor zij zeer geregeld kon exposeren. De laatste jaren was de galerie De Krijtkring in Hoorn haar vaste expositieadres. Geregeld werd werk van haar aangekocht door Nederlandse musea. Ook verzamelaars wisten haar te vinden, onder wie het Zeeuwse verzamelaarsduo Leen Quist en Frans Koster, die haar werk opnamen in hun collectie 'De noordelijke traditie'. Het boek van Jaap Jongstra is uitstekend gedocumenteerd met biografische gegevens, een lijst van tentoonstellingen, literatuuroverzicht en personenregister. Geheel in overeenstemming met het eigen karakter van de kunstenares is het boek sober en smaakvol verzorgd met vele fraaie kleurenillustraties. Daarbij valt het op hoezeer de subtiele kleurnuances bijdragen tot de kwali teit van haar overigens zo ingetogen werk. Nel Houtman heeft een boek gekregen zoals ze dat verdiend heeft: een genoegen voor elke liefhebber van de pottenbakkerskunst. Ad Beenhakker Publiceert over Zeeuwse kunstenaars, redacteur van dit blad Boekbesprekingen 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 35