Zeeland 29.4 Uitgeef-boek over 1825 van Joh. Gast. De lonen van ar beiders werden apart, wekelijks genoteerd. C. Beije, geb. ca. 1795 te Haamstede en in 1822 kerklid te Elkerzee, overleed ongehuwd in 1842 te Haamstede. J. Luijk was vermoedelijk degene die te Stavenisse geboren werd in 1799 en daar huwde in 1832; Bevolkingsregister Brou wershaven 1818-1825 en dito Zonnemaire 1826-1830, https://www.familysearch.org. De gehuwde inw. knecht was Marinus Elenbaas. 11 P.M.M. Klep, Het huishouden in westelijk Noord-Bra bant: structuur en ontwikkeling 1750-1849, in: A.A.G. Bijdragen 18 (1973), 23-94, 52-75, 85. In Groningen, waar de landbouw deels al moderniseerde, steeg het aantal inwonenden per boerderij licht: van 1,47 in 1810 tot 1,57 in 1860, H. Gooren en H. Heger, Per mud of bij de week gewonnen. De ontwikkeling van beloningssystemen in de Groninger landbouw, 1800-1914, Groningen, 1993, 159, 162. 12 De telling van 1807 onderscheidt de inwonende perso neelsleden niet naar geslacht. 13 gl. P. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw ca. 1600-1910, 't Goy/Houten, 1998, 185; A. Geschiere, Het leven van den Walcherschen boer gedurende de laatste twee eeuwen, Bruinisse, z.j, 46, 47. 14 E.W. Hofstee, Het Oldambt. Deel 1. Vormende krachten, Groningen/Batavia, 1927, 198-202. 15 Mededelingen N.A. Delst, 6-9 en 9-12-2019. Delst is een nazaat van landbouwer Joh. Gast.; D.J. Noordam, Een morele natie. Gezin en huishouden op het breukvlak van twee eeuwen, in: J.G.S.J. van Maarseveen en P.K. Doorn (red.), Nederland een eeuw geleden geteld. Een terugblik op de samenleving rond 1900, Amsterdam/ Voorburg2001, 89-112, 104. 16 Hofstee, Het Oldambt, 209. 17 In de gemeente 's Heer Arendskerke in 1856 en 1861 twee polders van samen 372 ha. en te Sint-Annaland en Oud-Vossemeer in 1852 en 1860 twee van samen 222 ha. De toename van inwonende knechts deed zich inder daad voor in 's Heer Arendskerke en Sint-Annaland, maar ook te Tholen en Poortvliet. Te Oud-Vossemeer bleef het aantal gelijk. Op Noord-Beveland, met een lichte stijging van de inwoning, werd 622 ha. bedijkt. Te 's Heer Arendskerke moeten ook polderwerkers hebben gewoond i.v.m. de afdamming van het Sloe. 18 G.A. Collenteur en R.F.J. Paping, Arbeid: van boerderij naar fabriek, in: P. Kooij (red.), Dorp naast een stad. Hoogkerk 1770-1914, Assen, 1993, 33-59, 36, 40, 41 Gooren en Heger, a.w., 177 (na 1880). 19 Geschiere, Leven, 68; K. Jansma, De graancrisis en de gevolgen, in: K. Jansma en M. Schroor (red.), Tweehon derdjaar geschiedenis van de Nederlandse landbouw, 134-142, 134, 135 en 137. 20 Mededeling W.P. de Vrieze te Haamstede. 21 Marinus de Jonge was inwonend knecht op Buitenrust te Noordgouwe bij grondeigenaar/landbouwer A. Moo- lenburgh. Hij deed waarschijnlijk gewoon landwerk. De genoemde Z.Bevelandse plaatsen hadden raadsleden van de orthodox protestantse ARP, wat bij het toenmalige kiesstelsel betekende dat deze een meerderheid van de uitgebrachte stemmen hadden gekregen. Van de overwe gend r.k. gemeenten op Z. Beveland had alleen Ovezande nog relatief veel inwonende knechts. 22 Diverse boerderijen bij de dorpskom van Grijpskerke hadden nog inwonende knechts, maar vooral ook die in de gehuchten Poppendamme, Hoogelande en met name Buttinge/Zandvoort. Bevolkingsregister Grij pskerke 1862-1882. https://www.familysearch.org. 23 Gegevens van: https://www.zeeuwsarchief.nl/zeeu- wen-gezocht/ Ook t.a.v. de volgende alinea. 24 Mededeling W.P. de Vrieze te Haamstede. nwonend personeel 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 11