vermeld staat en dat ze hem bij het derriestreken
op mosselperceel 182 hebben gevonden. Jan geeft
het Genootschap aan dat hij zelf niet met naam
genoemd wenst te worden, niet in de krant en ook
niet in een verslag. Op 27 maart schrijft hij dat
uiteindelijk alles goed gekomen is met de betaling
en dat de Middelburgse Courant gewaarschuwd
kan worden.
Op dinsdag 31 maart staat er inderdaad een
berichtje op de voorpagina van die krant onder
het kopje 'Kunst en Wetenschappen': 'De jon
gens van Van der Endt hebben zich bij de verkoop
niet zozeer laten leiden door geldelijk gewin, maar
door het loffelijk streven de bijzondere pot voor
het provinciale museum in Zeeland te behouden'.
Als vindplaats staat Reimerswaal vermeld, het
derriesteken en het oesterperceel worden niet
genoemd (sic).
Toch zit het Jan de Man de drie maanden die
erop volgen niet lekker. De urn is volgens Cor-
nelis gevonden 'op het kerkhof zijnde dit de plaats
waar vroeger Reimerswaal of oud-Yerseke heeft
gestaan', maar die twee plaatsen liggen nogal
ver uit elkaar. Hij legt de vraag alsnog voor aan
vader P. van der Endt, die het op 25 juli rechtzet
met een berichtje dat de pot gevonden is 'op ruim
3000 m van Yerseke en Yerseke haven en Couwer-
ve'. Reimerswaal ligt daar 8 a 9 km vandaan,
zoon Cornelis had het wat ruim genomen.
Dat vader Van der Endt Couwerve nu tevens
noemt, is interessant. Die plaats verdween rond
1530-1532 in de golven, maar is in 1914 blijkbaar
nog steeds in gebruik als plaatsbepaling op de
slikken van de Oosterschelde. Ook de naam van
het beurtschip zou kunnen verwijzen naar een te
zelfder tijd verdronken dorp in deze regio: de DE I
de Duvenee I?
Hebben wij deze pot genaamd urn nog, vraagt
Katie.
Het raadplegen van het aardewerkoverzicht
van onze archeologische collectie levert noch
van de slikken van Yerseke noch van die van
Reimerswaal een pot of urn op. Dan maar eens
gekeken wat er in 1914 in totaal door het Zeeuws
Genootschap aangeworven is. Het blijkt een wat
De dolium met de kenmerkende verdikte doliumrand. Er kon
een doek of vel overheen gespannen worden, dat vastgezet
werd door er onder de dikke rand een koordje rond te winden;
inv. nr. G3305; foto: A. Feldbrugge.
schraal jaar te zijn geweest en bij de archeologi
sche aardewerken voorwerpen wordt enkel een
dolium uit het land van Saeftinge vermeld. Een
dolium is een - meestal grote - voorraadpot uit
de Romeinse tijd en dus geen 15e-16e-eeuwse
pot (genaamd urn) uit het verdronken land van
Zuid-Beveland.
Maar stel dat iemand zich destijds bij het in
boeken vergist heeft en 'het verdronken land van'
Yerseke verwisselde voor dat van Saeftinge. Wat
zou die aanname me opleveren?
Van die dolium uit Saeftinge weten verder
niets. Geen naam van schenker of verkoper. Geen
datum van vinden of schenken. Hij is vrij klein
in zijn soort, heeft de bleke beige-roze kleur die
kenmerkend is voor het Scheldevallei-aardewerk
uit de Romeinse tijd. Hij heeft enkele ribben over
buik en schouders lopen en meet 035,5 cm bij een
hoogte van 27 cm en een openingsdiameter van
015.
Een Nederlandse duim komt overeen met de
Engelse inch, zie ik als ik het internet raadpleeg,
hetgeen neerkomt op 2,5 cm. Daarmee zou 'de pot
genaamd urn' uit Yerseke ca. 088,75 cm zijn.
Dat is heel goed mogelijk voor een dolium, het
kunnen grote, zware potten zijn. De onze is veel
kleiner.
Dan vallen me opeens de grote overeenkomst
op tussen de getallen van 'de pot genaamd urn'
en de dolium. Stel dat ook de jongens Van der
Endt zich vergist hebben door centimeters en
Nederlandse duimen te verwisselen? Naspeuring
in het jaarverslag in Archief 1915 levert jammer
152
't Is vol van schatten