Zeeland 29.4 CVUliVi [JersfJcrndam ~]l 2-'$u e Pc Ofaterirva /iuvjte/t ?/e r.ic/c 3/) IJERSEKE c,ÜAt/f/h/,</cif, Zeeuws Archief, Archief Bestuur Visserij Zeeuwse Stromen - uitsnede kaart nr.2932.6. met perceel nr.182. genoeg niets op, terwijl Jan de Man wel over een verslag spreekt. Maar dan blijkt dat deze bijzon dere aanwinst al meteen in Archief 1914 is mee genomen! Jan de Man heeft de urn zelf gezien en de maten opgenomen: in centimeters. Dit is de kleine dolium, geen twijfel mogelijk! En dan blijkt bovendien dat de geraadpleegde website mij niet de juiste informatie heeft ver strekt: in dr. Starings Zeeuwsche Landbouw-al- manak voor 1941 staat dat een Nederlandsche duim zelfs in dat jaar nog hetzelfde is als een centimeter!3 'Gedrukte landbouw-almanak ver slaat internet': de twee maatvoeringen werden toen gewoon naast en door elkaar gebruikt. Dat de jongens Van der Endt de pot ver sleten voor een urn, is niet verwonderlijk: hij had oren noch steel en was dus duidelijke geen kookpot. Bovendien vonden ze hem op een oude begraafplaats. Daarbij was het vroeger wel meer gebruikelijk om een pot een urn te noemen en andersom. Hoe kan een dolium uit de Romeinse tijd nu op het laatmiddeleeuwse kerkhof terechtkomen? Dit is vrij eenvoudig te verklaren door deze vaststelling om te draaien: het kerkhof is op de plaats van de dolium gelegd. De Oosterschelde was in de Romeinse tijd de enige Schelde en een belangrijke handelsroute. De Nehalenniatempels Zeeuws Archief, collectie Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata I, nr 1036. Uitsnede uit kaart van de Yersche bank en van het oostelijk deel der Oosterschelde, met perceel 182. van Domburg en Colijnsplaat lagen eraan en ook op Tholen en bij Bergen op Zoom zijn Romeinse cultuuruitingen gevonden. De dolium is opgespit op een diepte van '50 Ned. duim', schreef Cornelis van der Endt. Met de verwarring over de Nederlandse duimen en centimeters opgehelderd, betekent dat, dat de pot op een diepte van ca. 0,50 m in of op een veenlaag lag. Dit zogenaamde Hollandveen was in de Romeinse tijd het leefoppervlak. Na de Romeinse tijd raakte dat bedekt met zeeklei en is er hier een dorp op gebouwd. Tegenwoordig ligt er in deze regio een pakket klei van gemiddeld 1 m. dik op het veen.1 De jongens vonden de dolium bij het der- riesteken, het veensteken; ze spitten daarbij de klei aan de kant en verwerkten de 'inheems-Ro- meinse woonlaag' tot handzame en stookbare broodjes turf. In tegenstelling tot veel artefacten in de archeo logische genootschapscollectie, is van deze vondst een vrij exacte vindplaats bekend. De Man schrijft in zijn brief van 24 maart dat de jongens oesterperceel 182 noemen. Van die oesterpercelen zijn o.a. in het Zeeuws Archief kaarten bewaard.2 Een gekleurde kaart van 1904 plaatst oesterperceel 182 vrijwel ten oosten van Yerseke. IJersekcndam, 't Is vol van schatten hier 153

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 31