Zeeland 29.4 Hoeve Zuid-Kraayert, 1924/25. Vlnr Jacomina Bierens-Bal, Marinus Bierens, Jannetje de Jonge (dienstbode), Willem Bierens (foto familiearchief C.M. Bierens) singen van de landbouwers bepaalden. Net als voorheen hadden die mede te maken met de gezinscyclus van het boerengezin.22 Te Oostkapelle waren zowel begin 1870 als begin 1879 twaalf inwonende middenstands- en tuindersknechts en personeelsleden op een buitenplaats. Het aantal boerenknechts dat inwoonde verminderde volgens het register echter van 35 tot 18. Van de 37 landbouwers met in wonend personeel in 1870 bezuinigden er 17 op deze kostenpost. In die groep waren degenen die tussen 1825 en 1834 geboren waren iets over vertegenwoordigd. Zij waren eind jaren zeventig 45 tot 54 jaar oud en beschikten in veel gevallen over aankomende zoons die het knechtenwerk konden overnemen. Het gewicht van deze factor wordt bevestigd doordat de vier boeren die eind jaren zeventig juist inwonend personeel aanna men, beneden de 45 jaar waren óf ouder dan 55. De wat oudere boeren stonden er financieel ver moedelijk beter voor omdat zij voor de verhoging van de pacht- en koopprijzen van land rond 1860 waren begonnen. Tussen pachters en eigenaars was geen duidelijk verschil. Dat een zestal boeren in 1870 én in 1879 geen inwonende knechts had maar wel in het midden van de jaren zeventig, sluit aan bij de bovenvermelde gegevens van Hoogkerk in Groningen.23 Het bevolkingsregister van Biggekerke sluit bij de laatste observatie aan: bij vijftien boeren woonden in 1870 noch in 1879 knechts in, maar wel in een deel van de tussenliggende periode. Van de 42 inwonende knechts van mei 1870 wa ren er op de teldatum van de volkstelling, 31 de- ming was bijvoorbeeld prominent in Zonnemaire, Dreischor en Noordgouwe; in deze drie dorpen samen waren eind 1879 nog slechts negen inwo nende knechts, waarvan één op een buitenplaats te Schuddebeurs. De terugloop op Zuid-Beveland was het sterkst - tot onder de vijf knechts per honderd gezinnen - in Krabbendijke en Kruinin- gen, met 's Gravenpolder net daarboven. Hier was het liberalisme echter minder dominant dan in Zonnemaire en omgeving; maar het zou kunnen dat juist de grotere boeren in deze dorpen het meest liberaal waren. Op Schouwen-Duiveland liep de inwoning het minst terug in Kerkwerve, een uitgestrekte en behoudende veeteeltgemeente waar de terugslag door de meekrap moet hebben ontbroken.21 Onderzoek bevolkingsregisters Op Walcheren waren eind 1879 nog drie gemeenten met meer dan twintig inwonende knechts per honderd gezinnen: Sint-Laurens, Grijpskerke en Koudekerke. In de twee laatste gemeenten zullen de hofsteden in de afgelegen gebieden daarvoor deels verantwoordelijk zijn geweest. De afname ten opzichte van 1870 was het sterkst, meer dan een halvering, te Biggekerke, Nieuwland, Oostkapelle en Ritthem. Om wat meer te weten te komen over deze afname, zijn de bevolkingsregisters van Bigge kerke en Oostkapelle in de jaren 1870 onderzocht. De gegevens laten zien dat 'gewone' economische motieven ook hier, waar het liberalisme weinig prominent of bewust aanwezig was, de beslis- nwonend personeel 131

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 9