Zeeland 30.1 Het Committimus van begin tot eind P.W. (Piet) Stuij Het Committimus was een gebied in het noorden van Vlaanderen, waarvan het bestuur in 1588 werd opgedragen aan de Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland. De reden hiervan verklaren is de eerste aanleiding tot deze studie. De tweede reden is: in het kort beschrijven wat er met dit Committimus is gebeurd zowel tijdens als na de Tachtigjarige Oorlog.1 Tenslotte zal worden nagegaan of er heden nog tekenen zijn die verwijzen naar deze periode. Wat er aan voorafging tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De oorlog was begonnen in 1568. Na de land voogdij van Alva, Requesens en don Juan werd in 1578 Alessandro Farnese (later hertog van Parma) benoemd als opvolger. Hij was een kundig Spaans veldheer, maar ook een geslepen diplomaat. Nadat hij in 1579 Maastricht had veroverd om de verbinding met het Duitse Rijk te verbeteren, begon hij een actie in Vlaanderen. Als voorbereiding had hij op 6 januari 1579 Henegouwen, Artesië en Waals-Vlaanderen weer onder het gezag van de Spaanse koning gebracht. Om de grote opstandige steden in de zuidelijke Nederlanden niet te hoeven belegeren wilde hij ze isoleren. Daarom trok hij, na het bezetten van o.a. Menen, Nieuwpoort en Veurne, naar het noorden van Vlaanderen. Daar kon hij Brugge isoleren en later door het bezetten van Sas van Gent ook Gent. Op 21 oktober 1583 werd door de Staten van Zeeland een brief gestuurd naar Antwerpen over ontvangen berichten. De voorhoede van het leger van Farnese was aangekomen in Eekloo. Daarom waren Staatse soldaten vanuit Vlissingen naar Breskens gestuurd om de bevolking bij te staan. Ze hadden een aantal Spaanse ruiters ontmoet, twee waren gedood en één gevangengenomen. Na verhoor kwam men te weten dat kolonel Mondra- gon werd gevolgd door Farnese met 8000 man voetvolk en 2000 paarden. Hij zou via het Land van Waas naar Brabant gaan, mogelijk om Bergen op Zoom en Steenbergen aan te vallen.2 Dat werd medegedeeld aan Antwerpen. Op 26 oktober kwam er antwoord. Aan Wil lem van Oranje en de Staten-Generaal zou advies worden gevraagd. Ook werd in deze brief het probleem van de verseeckerheit van de Riviere aangekaart en daarvoor werden genoemd Neuse ende andere daeromtrent gelegen plaetsen.3 Er was namelijk gevaar voor de Antwerpse scheepvaart. De schepen konden veilig langs de Zuid-Bevelandse kust varen, maar daarna moesten de grotere schepen oversteken om langs Neusen verder te gaan. De Staten van Zeeland bleken goed op de hoogte te zijn van de vorderingen van de vijand. Die was het Land van Waas ingetrokken. Aan Antwerpen werd gevraagd alle schepen op de Vlaamse kust te versekeren zodat de vijand daar geen gebruik van zou kunnen maken. Voor maatregelen aan de Westerscheldekust zocht Antwerpen contact met het Axelambacht. Dit verzoek werd door de baljuw van Axel Joos van Leene doorgegeven aan de Staten van Zeeland. Die zegden steun toe met oorlogssche pen. Krijgsvolk konden zij niet missen, want ze waren bezig Zuid-Beveland te versterken. Als Antwerpen in alle stillichheit, eert den vijand can vernemen, pioniers en krijgsvolk bijeen zou brengen om bij Neusen een fort te bouwen, dan zou Zeeland het werk bevorderen.4 Er was in Neusen wel een Spaans fort, maar dat was gericht op de zeezijde.5 Nu zou het gevaar komen van de landkant. De verantwoordelijkheid voor de maatrege len in Vlaanderen werd duidelijk bij Antwerpen gelegd. Mogelijk is op 26 oktober vanuit Antwer pen een brief gestuurd naar Willem van Oranje en is daarin melding gemaakt van het project fort bij Neusen. Mogelijk heeft de prins daarna zijn luitenant-generaal Philipp von Hohenlohe opdracht gegeven alles gereed te maken voor een landing aldaar. Deze brieven zijn niet bekend.6 Waarschijnlijk kenden de Staten van Zeeland de plannen, want in een brief op 31 oktober werd gemeld: Van de schepen van oorloghe van die van Hollandt en hebben wy noch nyet vernomen. Het Committimus van begin tot eind 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 11