Over aan wal gebrachte walvisoren Op de jaarlijkse Bottenvistochten van het Genootschap vissen we steevast een aantal versteende gehoorbotten van baleinwalvissen (Mysticeti) op; die van dolfijnen (tandwalvissen, Odontoceti) zijn helaas te klein en glippen letterlijk door de mazen van het net! M.E.J. (Mark) Bosselaers Dat we gehoorbotten opvissen is in ver schillende opzichten bijzonder. Het binnenoor én middenoor van walvisachtigen (walvissen en dolfijnen) bestaat uit heel erg compact bot, dat heel makkelijk fossiliseert. In principe bestaat het oor van walvisachtigen uit precies dezelfde anatomische delen als het menselijk oor. Een uitwendige gehoorgang, binnenin afgesloten door een trommelvlies. Een middenoor, waarin de drie kleine botjes: hamertje, aanbeeld en stijgbeugel zitten; via de buis van Eustachius is het midden oor verbonden met de neusholte. En tenslotte het binnenoor, waar het slakkenhuis en het even wichtsorgaan deel van uitmaken. De werking van het walvisoor verschilt wat van het onze. Het is zeer gespecialiseerd: dolfij nen ontwikkelden een echolocatie systeem met overwegend hoge frequenties (een beetje vleer muisachtig), waarmee ze hun prooi lokaliseren. Baleinwalvissen daarentegen ontwikkelden een Afbeelding 1Een deel van de vondsten van de bottenvistocht in 2008, op het dek van de mosselkotter ZZ 10 van Jaap Schot. B middenoorbot (bulla tympani) van baleinwalvissen; P: binnenoorbot (perioticum) van baleinwalvissen; R: walvisrib; RZ: rib van een zeekoe (NHG 23310; zeer zeldzaam!); S: snuit van een spitssnuitdolfijn (NHG 23310: Choneziphius planirostris), (n): neusgat of spuitgat. Maatstreep: ca. 10 cm. 28 't Is vol van schatten hier

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 30