Hollandse hoeker op het water. Ets door Adolf van der Laan, ca.
1710, 17,7x20,6 cm. (Rijksmuseum RP-P-1907-2365)
Het overlijden van de twee bemanningsleden
meldde Bijl aan de directeuren in zijn brief van
6 september. Het was gelukt twee mannen in hun
plaats te huren; timmerman Adriaan Robbe en
matroos Jan van Loo.
Retourlading
De Maria Elisabeth had inmiddels 530 ciroenen
(manden) cacao aan boord, terwijl Bijl op
nog 300 manden wachtte, die van de kust bij
Caracas moesten komen. Er was echter opont
houd ontstaan omdat er een schip met 200 slaaf-
gemaakten was gearriveerd en de kapitein
ervan ook cacao had ingekocht. Bijl schreef in
oktober te willen vertrekken. In overleg met Juan
Schuurman had hij alvast voor ballast pok- en
geelhout ingeslagen.
Uiteindelijk bestond de retourlading uit
596 manden en 9 zakken cacao met een totaal
gewicht van ruim 55.000 pond, 20 vaten suiker
wegende bijna 20.000 pond, 32 ton geel- en pok
hout, huiden en tabak. Voor particulieren nam
de kapitein voor vracht 140 mark zilvergeld en
1575 stukken 'hartgeld' in ontvangst. En tenslotte
gingen enkele onverkochte handelsgoederen mee
terug: een vat gele verf, 3 vaten komijnzaad en
11 vaten met spijkers ter waarde van zo'n 143
ponden Vlaams.
De directeuren hadden de wens geuit hun
hoeker in november in Middelburg terug te zien.
Die wens ging niet in vervulling. Kapitein Bijl
schreef op 15 november 1732 aan de directeuren
dat hij elke dag nu kon vertrekken en inderdaad
liet hij op 17 november het anker lichten.7 Een
etmaal later kregen hij en zijn medebemanning
de schrik van hun leven.
Leonora
Er kwam een vrouw met een donkere huidskleur
tevoorschijn. Een 'slavin' zoals Jan Bijl later
verklaarde. Daarmee gaf hij aan te beseffen dat
zij niet vrij was, maar het bezit van een ander.
Haar naam was Leonora, vertelde ze, en ze had
zich 's nachts aan boord verstopt om haar vrijheid
te herwinnen.
Bijl bevond zich op dat moment op 24 uur
varen vanaf Curasao, had een reis van twee
maanden voor de boeg en een kostbare retour
lading in het ruim van zijn schip. Wat te doen?
Daar, op de Maria Elisabeth in de Caribische
Zee, besloot kapitein Jan Bijl koers te houden en
verder te zeilen. Het werd geen gemakkelijke reis,
want de elementen werkten niet mee; gedurende
een maand kregen de opvarenden uiterst slecht
weer en zware stormen te verduren.
De bemanning van 13 koppen en Leonora
bereikten zondag 18 januari 1733 de rede van
Rammekens in de Westerschelde. De hoeker, die
11 voet (3,3 meter) diep lag, werd de volgende
dag door twee koppels van twee paarden door het
kanaal van Welzinge van de Westerschelde naar
Middelburg gesleept.8 De directeuren belegden
direct een extra vergadering. De klerk noteerde
die maandag 19 januari:
'Dewijl schipper Jan Bijl te kennen geeft dat
sig in zijn schip zeekere slavin heeft verborgen
gehouden die sig eerst 24 uren na sijn vertrekken
geopenbaard heeft tot groote onsteltenis van
hem zijn officieren voor den dag gecomen'. De
A
ui
Notulen vergadering directeuren 19 januari 1733.
(Zeeuws Archief, Archief MCC, inv.nr 34 volgnr 153)
4
Een geslaagde ontsnapping aan slavernij