Zeeland 30.2 Afb. 10. Dijkbekleding met onderlaag van kramwerk van riet/stro, daarop een laag puin, afgedekt met steenblokken. Tekening: J.H. van Mastenbroek 1931 (Zuiderzeemuseum). glooiing werd vastgezet. Vervolgens werd rietafdekking toegepast en nog weer later kram werk van rijshout. Van dijkbekleding door stenen vernemen we pas veel later. Voor de datering van de verschillende dijkbeschermingsmiddelen is een overzicht samengesteld. In 1647 wordt voor het eerste melding gemaakt van steenzetten op kwetsbare plaatsen langs de Schouwse kust. Een glooiing werd tot ca. 3 meter breed bekleed met voornamelijk Vilvoordsesteen. In de 18e eeuw werden regelmatig sterk aangevallen stukken dijk versterkt met stenen bekleding. Steen (met uitzondering van briksteen) was duur, het moest van ver worden aangevoerd. Daardoor was de toepassing hiervan niet voor de hand liggend. In 1826 werd Abraham Caland benoemd tot Districtsingenieur van de Waterstaat in Schouwen en Duiveland. Hij nam proeven met o.a. gebakken-steen-bekleding van dijken. De eerste proefglooiing legde Caland in 1831 op de dijk van de Vierbannenpolder. Zo werden op diverse plaatsen langs de Schouwse kust gebakken stenen toegepast van 40x40x20 uit de steen fabriek Cooman te Gendt in Gelderland. Andere afmetingen waren 40x30x20 cm van de steen fabrikant Terwindt te Pannerden. De aangetroffen gebakken steen in de dijkglooiing van de haven- dijk 'de Val' (2015) behoorde waarschijnlijk tot een van de proefvelden. De proef met de gebakken stenen gaf niet het gewenste resultaat. Door golfslag en stroming waren de stenen te gevoelig voor erosie Abraham Caland was de sterke kracht achter het verbeteren van de dijkbekleding. Een van zijn eerste werkzaamheden, na zijn benoeming tot Hoofdingenieur van Zeeland in 1837, was dan ook een reis naar Den Haag. In een onderhoud met de minister wees hij op de noodzakelijkheid Vilvoordse steen, briksteen of puin en perkoen- palen aan te voeren voor aanleg van steen glooiingen volgens de genomen en in zijn handleiding beschreven proeven. Hij kreeg de toestemming, want het aanbrengen van de stenen vereiste weliswaar een grote investering maar de structurele lasten daarvan waren laag. In 8 jaar tijd werd er 13.000 m2 Vilvoordse steen in dijkglooiingen verwerkt. Tussen 1837 en 1853 was er 81,7 km dijk verbeterd. De griendwerkers in de Biesbos kwamen daartegen in opstand. In 1868 hadden aannemers, burgemeesters, schippers en eigenaars van grienden zich in een rekwest tot de Koning en minister De Kempenaer gewend om hem aan te klagen. Hij zou ,'de inlandse industrie van rijsmaterialen vernietigen, daarmee het geld naar België brengen voor steen'. Zijn steenglooiingen zouden 'als een kaartenhuisje' in elkaar vallen en Afb. 11. Gebakken steen als dijkbekleding in de Val bij Zierikzee. Foto: B. Chamuleau 2015. de polders zouden niet meer te redden zijn door de afwezigheid van rijsmaterialen. Naast de basaltafdekking op de meest kwetsbare plaatsen werd veel gebruik gemaakt van Vilvoordse, Lessinische en Doornikse steen. In de jaren 60 van de vorige eeuw werden tevens natuursteenglooiingen van Zweeds en Pools graniet gemaakt. Dijkenonderzoek Zeeland 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 11