De plaggen waren gestapeld op de oorspronkelijke
veenlaag, die hier en daar was aangetast.29
Het bestaan van dergelijke plaggendijken op
de oevers van de Schelde was reeds eerder
aangetoond en besproken door Augustyn (1999)
en Leenders (2013). Tijdens de ontginningen van
de moeren werden, om zich te beschermen tegen
bezwaring met water van buitenaf, percelen
omringd door ontwateringsdijken, zogenaamde
moerdijkendie tevens voor transport dienden.30
Dit waren ringdijken om een concessie, die
aanzienlijk van grootte kon zijn en die veelal
aan een oudere concessie grensde in verband met
kostenbesparing.31 Moerdijken waren opgebouwd
uit het meest voorhanden zijnde materiaal, veen-
en eventueel kleiplaggen.32 Reeds in de twaalfde
eeuw is hiervan sprake. In de dijk werd een
'moersluis' (getijsluis) gebouwd ter ontwatering.
Was het bereikbare veen binnen de dijk uitgeput
dan liet men de dijk onbeheerd achter. Door
gebrek aan onderhoud verdween deze dan wel in
de golven. Hetzelfde gebeurde met de dammen
die men binnen de concessie had opgeworpen als
verhoogde paden. Zover kwam het echter niet in
het onderzoeksgebied daar hier tot het doorsteken
in 1583 en 1584 van de Scheldedijken nog volop
turf werd gestoken vanuit het ontginningsdorp
Casuele.33 De moerdijken en dammen bleven
achter de Scheldedijken liggen als verhoogde
wegen. Sommige moerdijken werden opgehoogd
tot zeedijk.34
In een bepaling van de parochiegrenzen
in 1257 door de Bisschop van Doornik is reeds
sprake van een Scheldedijk.35 Augustyn (1977)
veronderstelde dat dit toen niet meer was dan
een zomerdijk, een lage dijk die niet in staat
was de hoge winterse vloeden te keren maar wel
beweiding van het achterliggende gebied mogelijk
maakte.36 Dergelijke dijken waren slechts vijf
tot zes voet hoog. Pas in de tweede helft van
de 14e eeuw is sprake van echte zeedijken tot
veiligstelling van de grafelijke moerinkomsten.37
Sedertdien is men tot 1583 de zeedijken blijven
ophogen wegens de toenemende frequentie van
de stormvloeden en bodemklinking.38 In 1430 mat
de niet ver van de site gelegen dijk tussen
Casuele en Terventen39 al een hoogte van 20 voet,
een breedte aan de basis van 7 roeden en een
kruinbreedte van 12 voet, hetgeen aanzienlijk
is.40
Naar aanleiding van archeologisch onder
zoek nabij het Deurganckdok zuidelijk van
Doel concludeerde men dat de sedimentatie
op het veen ten vroegste vanaf de 14e eeuw
begonnen was. De oudste sedimenten dateerden
waarschijnlijk van de overstroming van de Sint-
Clemensvloed van 1334 waarna er volop dijken
werden aangelegd.41 Aangenomen wordt dat
de veengroei oostelijk van de eerder genoemde
dekzandrug is doorgegaan tot circa 700 waarna
het getij zijn invloed deed gelden, het veen begon
te verdrinken en op een gegeven moment klei
werd afgezet op het aan de rivier grenzende
veenpakket.42 Bij het bedijken en/of omkaden
ervan (vanaf de 12e eeuw?) zal die nog geen grote
dikte hebben bereikt, hetgeen overeenkomt met
de bevindingen in het Deurganckdok en onze
sites. De veentop in het Deurganckdok lag op
2,18 tot 2,48 -NAP.43 Dat wijkt nauwelijks af van
de hoogte van het veen onder de twee gevonden
dijken.
Uit een reconstructie van de waterstanden
in de Schelde te Antwerpen blijkt dat in de 14e
eeuw de gemiddelde hoogwaterstand grofweg
0,54 +NAP bedroeg bij een getijslag van ongeveer
3,5 meter.44 De maaiveldhoogte van bedijkingen
omstreeks 1350 zal daar boven hebben
gelegen. Dit houdt in dat de basis van beide
veenplagdijken daar thans ongeveer 2,50 meter
onder ligt. De onderliggende veenlaag is er dus
aanmerkelijk ingeklonken.
Uit de boringen blijkt dat de opbouw van
de twee dijken niet identiek is. De westelijke
dijk is voor 100% uit turfplaggen opgebouwd,
met plaatselijk een zandlaagje, en rust in het
noorden direct op het Hollandveen en in het
zuiden op een dikker wordende kleilaag. De
oostelijke dijk is opgebouwd uit zowel turf- als
kleiplaggen.45 Tevens werd een dunne kleilaag
vermoed. Augustus 2018 is voor het laatst over
de westelijke dijk gelopen, die op dat moment
ruim een halve meter boven het omringende slik
uitstak en sterk aan erosie onderhevig was. De
oostelijke dijk is alleen vanuit de lucht nog goed
herkenbaar.
Ondanks alle onnauwkeurigheden is met
betrekking tot het voorgaande een in 1746 door
W.T. Hattinga gekopieerde kaart wel interessant.46
Met enige goede wil zijn daar beide relicten in te
passen, 'A' als Scheldedijk en 'B' als (verhoogde?)
58 Veenplaggendijken op de linker Schelde-oever