JfljM e Kaart van de Luyspolder geprojecteerd over de huidige topografie met de meet- en boorpunten van de dijken A en B. Middenonder het haventje van de hertogin Hedwigepolder en linksboven het gasdamplateau. (J. de Koster). De zuidelijke redout kunnen we situeren nabij het haventje van Prosperpolder, waar zich een insnijding van het voormalige Doelsegat in de ondergrond bevindt. Conclusie Het westelijke dijkrelict betreft waarschijnlijk een moerdijk zoals beschreven door Augustyn (1999). Daarvoor pleiten de strakke vorm, een kaarsrechte noord-zuid-lijn en de opbouw uit puur veenplaggen. Deels rust hij op een dunne kleilaag, die als een cultuurbodem wordt gekarakteriseerd, en deels op het veen. Mogelijk is er een verband met de sporen in de Hedwigepolder die wijzen op de verhoogde weg in het noorden van de Doelpolder van 1568. Hij kan deel hebben uitgemaakt van de noordelijk van de vervening Kieldrecht gelegen veenkolonie Casuele. Het is verleidelijk het relict als een verlengde te zien van de door Augustyn (1999) vernoemde verhoogde dijk uit Detail uit De Kaerte van de Vier Ambachten van Bleau met op de schorren het Luysfort en de twee redouten. Deze kaart toont op het schor van het Luys een verkaveling (zie noot 51). 1430 tussen Casuele en Terventen doch hiervoor is geen enkel bewijs. Wellicht dat onderzoek in de grafelijke moerrekeningen van Saeftinghe, booronderzoek in het aangrenzende schor en de graafwerkzaamheden in het aangrenzende deel van de Hedwigepolder meer duidelijkheid kunnen bieden. Wat betreft het oostelijke relict is er evenmin uitsluitsel. Dit oogt niet zo strak als het andere, bestaat uit zowel (lagen) klei- als veenplaggen en heeft een vertakking de Schelde in. Het relict valt nagenoeg samen met de Scheldedijken van de Doelpolder uit 1568 en de Luyspolder van 1650. Het dwarsdijkje kan eventueel een duikeldam zijn of restant van een verloren gegane bekading van voor 1568. Het relict rust op de veenbodem (al dan niet bedekt met een dunne kleilaag of kleiplaggen) en het gevonden aardewerk was 13e/14e-eeuws. Dit sluit aan bij de verveningsgeschiedenis zoals beschreven in Augustyn (1999). Voorlopig veronderstellen we dat het een zomerkade betreft van veenplaggen die werd verhoogd tot winterdijk langs de Schelde bij navolgende bedijkingen. Ook hier bestaat de mogelijkheid dat de dijk bij de werken zal worden aangesneden daar niet bekend is hoever deze zich zuidwaarts uitstrekt. Deze dijk viel jammer genoeg buiten het booronderzoek in 2015. De mogelijkheid dat de relicten geen enkele binding hebben met de genoemde topografie blijft uiteraard reëel. Tussen de eerste exploitatie en 60 Veenplaggendijken op de linker Schelde-oever

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 18