Zeeland 30.2
19 In 2011 en 2015 werd telkens een boring geplaatst
in de schorbasis. Er werd geen spoor gevonden
van een kleibedekking op de veenplaggen (om
uitdroging van het veen te voorkomen). Het profiel
bestond overwegend uit (kleiig) zand hetgeen wijst
op een oeverwal (of kreekvulling?) gevormd door
overstroming vanuit de noordelijk gelegen, diepe,
met zand gevulde, geul in de ondergrond. Zie Van
Rummelen 1966.
20 In het schor werd hij over 15m teruggevonden
(Dagrapporten Jongepier 18-10 en 16-11-2011).
21 Metingen A. Vink op 8-3-2014.
22 Dagrapport Jongepier 18-10-2011.
23 Hij wordt afgesneden ter hoogte van de Gasdam
(waar in 1965-66 een diepe sleuf is gebaggerd). De
hoogtemetingen zijn van H. Massink (20-12-2015).
24 Breedte: 1997 6,4m, 2013 8,2m, 2019 variërend tussen
10,6 en 14,5m.
25 Dit spoor is vanaf 7-9-2015 zichtbaar en blijft tot
nu toe van dezelfde breedte; diepte en profiel zijn
onbekend. Heeft hier een kleine moersluis gelegen?
In december 2018 werd 11,6m noordelijk ervan nog
zo'n doorgraving (van vermoedelijk eenzelfde breedte)
aangetroffen, die slechts aan 1 zijde duidelijk was
afgestoken.
26 In boring 211 lag de veentop (van een 0,85m dik
opgebracht veenpakket) op 0,98 -NAP, aanzienlijk
hoger dan de rest. Tussen de dijk en het onderliggend
veen lag een dun zandlaagje. Diependaele et al. 2016,
142, 178.
27 Er zijn geen hoogtemetingen maar de dikte van de
klei werd geschat op een 30-tal cm boven de meest
nabij gelegen veenbank (1,607 -NAP; meting 6-1-2018,
A'foort: 73402,808/376056,8). Deze vertoonde sporen
van vervening en het betrof dus niet de oorspronkelijke
veentop.
28 Eindcoördinaten A'foort:
73253/376464 en 73202/376481; dikte 1-2 lagen. Iets
uit de as van deze baan, maar wel in het verlengde,
lag bij 73284/376458 nog een stuk veenplaggen.
Evenwijdig aan de veenplaggen bevonden zich aan de
buitenzijde enkele banen met kleiplaggen. Deze waren
iets groter van formaat en lagen eveneens in verband.
De structuur was 10m breed en liep door tot in het
minder geërodeerde kleidek voor De Noord.
29 Mededeling N.J.G. de Visser (Edufact).
30 Jongepier (2015), 49.
31 Augustyn (1999), 31 vermeldt dat de heer van
Beveren kort voor het midden van de 12e eeuw een
groot vierkant ontginningsblok van ±16 km2 liet
uitmeten noordwesten van het Beverenbroek: de
veenkolonie Verrebroek. Met betrekking tot de
infrastructurele werken verwijst ze naar Rijksarchief
Gent, fonds Boudelo-abdij, inv.nr. 552, fol. 23v, een
parochiebepaling uit 1257. In de eerste helft van de
13e eeuw werd noordelijk daarvan door hem nog zo'n
kolonie gesticht: Kieldrecht. Zie ook Van Roeyen
Crombé (2003), 443.
32 Moerdijken blijken ongeveer 1/3 tot 1/6 van de hoogte
van de zeedijken te bezitten, leren ons rekeningen
van herstellingswerken na stormvloedrampen: 'op
den grauwen moer een dyc 3 roeden belopender
aerden, 6 voet hooch ende boven 2 roeden breet\
'de la hauteur de 3 piez et de largeur de 6 piez',
'7 piez de large et 3 piez de hault' Over de opbouw
van een nieuwe moerdijk in 1430 in Saeftinghe:
'upwaert 50 roeden hoog eenen dyc van 4 roeden
beloops half van moere ende half van cleye by ployen
gheleyt, 8 voeten hoog ende 3 voeten op de canten
blivende' en nog een stuk van 50 roeden van '3 roeden
beloops, 6 voeten hoghe ende 2 roeden blivende
boven up de canten, ooc half van moere ende half
van cleye'. (Algemeen Rijksarchief Brussel - ARAB,
Rekenkamers, inv.nr. 6883, 8233 en Rekenkamers
Administratieve dossiers, inv.nr. 271).
33 Casuele, dat in het zuiden van de huidige Hertogin
Hedwigepolder kan worden gesitueerd, gold als een
moerneringcentrum. De Scheldedijk werd in 1583 en
1584 bij Kallo en Saeftinghe doorgestoken in opdracht
van Antwerpen en Zeeland in verband met de opmars
van Alexander Farnese, hertog van Parma. Rottier
(2011), 35-37, De Kraker (1997), 129; Van Gerven
(1967), 435.
34 Augustyn (1977), 38, 55; Missiaen et al. (2016).
35 Rijksarchief Gent - RAG, fonds Boudelo-abdij, kopie
in Cijnsboek, anno 1261-1263. Hierin staat tevens
met betrekking tot Saeftinghe vermeld dat pas met
het in gebruik nemen van de moergronden precieze
parochiegrenzen noodzakelijk waren: 'per medium
mori nullam fecit limitationem, que inter illas duas
metas terre et morum per longum tempus inculte
remanebunt'. Men was blijkbaar nog niet begonnen.
36 Op eenzelfde wijze als de zomerkade tussen Gasdam
en zeedijk van 1965 tot 1990 van de Selenapolder.
37 Augustyn (1977), 55-56; ARAB, Rekenkamers, nr.
28038, 13-6-1406. In 1334 was de heerlijkheid Beveren
aan de Vlaamse graaf toegekomen. Sedert 1334 lag
het oppertoezicht van het dijkherstel in handen van
de grafelijke moermeester, niet alleen vanwege de
beroepsmatige ervaring die deze persoon had met
Veenplaggendijken op de linker Schelde-oever 63