Zeeland 30.2 De organisatie van het dijkwerk in de vijftiende eeuw in Noord-Vlaanderen Of A.J.M. (Adrie) de Kraker In dit artikel wordt ingegaan op de organisatie van het dijkwerk in het Noord-Vlaamse poldergebied, dat nu Zeeuws-Vlaanderen is. Bekeken zal worden hoe tijdens de eerste helft van de vijftiende eeuw in het Land van Saeftinghe en Kieldrecht een groot dijkbouwproject tot stand kwam. Vragen als: wie nam daarin de leiding en hoe werden de taken verdeeld, zullen worden beantwoord. Minder aandacht zal worden besteed aan de waterstaatkundige aspecten van dijkbouw en hoe dergelijke projecten werden gefinancierd, want deze zijn elders al aan de orde gesteld.1 Als bron worden de archieven van de tijdgenoot gebruikt. Deze bestaan uit dijkrekeningen, kwi tanties (acquiten) en andere losse documenten, waaronder enkele charters. Dit alles werd ooit bewaard in de oude Rekenkamer van Vlaanderen die te Rijsel was gevestigd. Maar nu worden deze archivalia bewaard in het Algemeen Rijksarchief (Brussel) en in de Archives Départementales du Nord (Lille). Al dit materiaal wordt op termijn digitaal beschikbaar gesteld in het Zeeuws Archief (Middelburg).2 Achtergrond De bedijking in Saeftinghe-Kieldrecht speelt zich af nadat het gebied hard was getroffen door de stormvloeden van 1404, 1421 en 1424 en grote delen onder water waren geraakt. Ook land van de Duinenabdij en de graaf van Vlaanderen was geïnundeerd. De grafelijke moeren waren daardoor in de frontlinie van de zee komen te liggen en liepen daarom groot gevaar. Om dit gevaar af te wenden had de graaf al in een vroeg stadium dijkherstel bevolen, maar dit bevel was door allerlei omstandigheden een dode letter gebleven. Ook de andere grote gelanden, zoals de genoemde Duinenabdij, hadden weinig initia tieven ontplooid tot grootschalig dijkherstel. Intussen hadden zich in korte tijd diepere geulen gevormd en zou het steeds moeilijk worden het overstroomde land te recupereren. Reden genoeg om in 1429 de zaak weer op te pakken en over te gaan tot ingrijpend herstel, zelfs al zou dit de aanleg van een geheel nieuw dijkstuk betekenen. De nieuwe dijk begon bij Kieldrecht en liep zo naar Saeftinghe toe waar het de Polder voor de Couvering zou insluiten. Het dijkwerk duurde echter vele jaren. Met name het dichten van de twee grote gaten (Flines en Kieldrecht) was tijdrovend en dus kostbaar. Laatstgenoemd gat werd pas begin juni 1434 definitief gesloten.3 Dit betekende dat er met dammen en zomerdijken rondom de gaten moest worden gewerkt alvorens de eigenlijke zeedijk voltooid kon worden. Afb. 1. Kaart uit 1575 van het bedijkingsgebied op de grens van Saeftinghe en Kieldrecht ten noordoosten van Kieldrecht (Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, nr. 2455, fragment). Dijkwerk in de vijftiende eeuw 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 23