ft*. firy
IaZZt*^ iL ^A 4±L..^r- A<2
/»*♦%<>-
OkVé-f «p**
7 A/ -v "«vi - - ïv "^>r*
tlCcv *Vnftvw«^iv Vc»^£zjc> j\*<\ L& J
A" .j E| «M«Uto vm{^> v"1
1t«/c-A te"v<S rtiA i«óa[
.t« ]3MWf /o
C-Av .A, J
►>'tw
iC êtimwA, «v&M^- {Ly
v P. *n ah Af tT" ~-r-
Afb. 3. Fragment van de onkostenstaat van Jehan le Boom. De bovenste post luidt: Item in de 7e week die op 9 juli 1431 begint en de
dagen erna was damps Jehan op de dijkage vanaf dinsdag tot zondagsavonds wanneer Jaques de Latre de dijkwerkers uitbetaalde,
deze 6 dagen bedragen 12 schellingen (ARAB AdL doos 343A).
is - af, dus moet hij daar rentmeester (rentier)
zijn geweest. Op het belang van de Duinenabdij
bij de bedijking van Kieldrecht-Saeftinghe is
reeds gewezen. Omdat hij als uitvoerder ter
plaatse fungeerde, moet le Boom op het gebied
van dijkbouw een expert zijn geweest. Tot mei
1433 bleef hij actief; hij had er al 459 werkdagen
opzitten, wat hem tot de belangrijkste uitvoer
der van het dijkproject maakte.9 Zijn rol in het
bedijkingsverhaal begint al op 1 mei 1429 wan
neer er een eerste overleg te Gent plaatsvond
met de hoofdambtenaren van de graaf. Tot
de aanvang van het dijkwerk was hij vooral
betrokken bij het overleg over de financiering
van het dijkwerk. Half februari 1430 was hij te
Gent voor een bespreking over het eventueel
leggen van een sluis bij het grote Gat van Flines
en direct erna was hij met Van Lamzwaerde
op de dijkage om te bespreken waar en hoe de
dwarsdammen moesten worden gelegd. Zo was
hij vanaf april vrijwel elke week op de dijkage
aanwezig. In zijn onkostenstaat, die postuum
met de abt van de Duinenabdij werd verrekend,
werd als tijdsaanduiding steeds gesproken over
het aantal weken na Pasen en het aantal weken
na Pinksteren 1430. Dit laatste aantal bedroeg 27,
zodat hij in feite tot december 1430 op de dijkage
present was. Een belangrijke week in dat jaar
was de vierde week na Pinksteren, die op 31 juli
begon, want in die week werd namelijk het grote
Gat van Flines gesloten.10 Tussendoor maakte hij
nog diverse andere dienstreizen naar Hulst, Gent
en elders, die allemaal met het dijkwerk te maken
hadden.
Half februari 1431 werd het dijkwerk hervat
en dat liep door tot diep in het najaar; ook
1432 verliep zo. Aan de vooravond van Pasen
1433 was Le Boom voor het laatst op de dijkage
om te zien hoe het dijkwerk de afgelopen winter
had doorstaan. Zijn taak heeft dus vooral
bestaan uit het leiding geven aan het dijkwerk
ter plaatse. Zo was hij aanwezig bij het sluiten
van kleinere doorbraakgaten en het uitbetalen
van werklieden en was hij vrijwel altijd present
bij het bespreken van financiële knelpunten.
Uiteraard was hij nogal eens samen met Jehan
de Lamzwert op de dijkage aanwezig, maar dat
zal alleen bij hoogtepunten zijn geweest, zoals
aanbestedingen en schouwingen. Het ligt meer
voor de hand ervan uit te gaan dat beide heren
hun aanwezigheid over de week moeten hebben
verspreid.
Adriaen Witbroot was de derde uitvoerder
ter plekke. Zijn aandeel in het project begon in
september 1430 en eindigde op 22 november
1436. In 1437 of kort ervoor werd hij baljuw van
Axel en Hulst. Ook hij was dagenlang in de weer
geweest op de dijkage waar hij het werkvolk
aanstuurde. Naast toezicht en leiding geven, was
het ook zijn taak om het werkvolk op het einde
van de week uit te betalen.11 Gedurende al die
jaren dat het dijkproject liep had hij daaraan
334 werkdagen besteed.
De dijkwerkers
Nergens wordt uit de bronnen duidelijk hoe men
aan voldoende en bekwame dijkwerkers kwam
om dit grote dijkproject uit te voeren. Maar gelet
op de wijze waarop men bekendheid gaf aan de
verkoop van moer, waarmee het werk grotendeels
werd gefinancierd, kan worden opgemaakt dat
men overal boden naar toe moet hebben gestuurd.
Deze hadden een aankondiging bij zich die ze
68
Dijkwerk in de vijftiende eeuw