verscheidenheid aan aspecten moest worden overlegd. We nemen daarbij de onkostenstaat van Jan van Lamswaerde, een der belangrijkste uitvoerders. Uit dit overzicht (tabel 2) blijkt dat er overwegend op drie locaties werd overlegd: Gent, de dijkage zelf en Hulst. De vergaderingen te Gent vonden veelal plaats op het schepenhuis of in een der kantoren van de hoofdpersonages, zoals dat van Uutenhove. Soms ook was dit in het gebouw van de Raad van Vlaanderen of gewoon in een grote herberg ergens aan de Vrijdagmarkt. Voor Hulst worden geen locaties vermeld. De wijze waarop men ter vergadering kwam en wat daarvoor geregeld moest worden, blijkt uit een bijeenkomst in 1435.13 Op 8 maart werd een delegatie van de Schepenen van Gent in Hulst verwacht, die bestond uit drie schepenen en hun pensionaris. Om deze delegatie op gepaste wijze te ontvangen, werd Andrien Noyt (klerk) met Jehan Janssone naar Antwerpen gestuurd. Zij moesten daar wijn inkopen. Helaas, dit was daar niet direct voorhanden, dus reisden ze door naar Mechelen, waar ze in hun missie slaagden. De wijn werd over water eerst naar Rupelmonde vervoerd om na betaling van tol- en kraangelden en wagenhuur over water naar Hulst te worden getransporteerd. Intussen was op 8 maart de Gentse delegatie per schip te Hulst gearriveerd. Vandaar ging het de volgende dag met vier karren naar Saeftinghe alwaar ze de werken inspecteerden. Daarna ging het met zelfs zeven karren richting Kieldrecht. Op 10 maart overlegde de delegatie daar met de achtergelanden van de dijkage. Op 11 maart kwam de delegatie weer terug in Hulst, waar ze opnieuw overnachtten om de dag erna met vijf karren naar het Moerbeke moer te vertrekken. Vandaar trok het gezelschap (wellicht per boot) weer richting Gent, want op 15 maart kwamen de achtergelanden van Kieldrecht in Gent bij commissarissen mr. Symon de Fourmelles en Jehan Uutenhove e.a. nog eens hun belangen uiteenzetten. De meeste commissarissen reisden echter te paard. Zeker waar het vrij afgelegen locaties zoals Saeftinghe-Kieldrecht betrof, kon men met een paard zulke oorden goed bereiken. Van Saeftinghe naar Gent was het een dagreis en, met een dag vergadering en een dag terugreis, was Van Lamszwaerde met zo'n bijeenkomst drie dagen kwijt. De vraag hoe men afspraken maakte voor grote vergaderingen, zonder kalender, zakuurwerken of dergelijke is eenvoudig. Zo werd er op het dijkwerk gerekend in dagen of aantal weken na Pasen of na Pinksteren. Het juiste moment op de dag was het uur voor of na de noen. De locaties waren bij een ieder wel bekend, zowel in Hulst als in Gent. Daarbuiten, zoals naar dijklocaties of bepaalde moerblokken was lastiger, dan was begeleiding wel nuttig, zoals die der moerknapen. Discussie en besluit In dit artikel is de organisatie van het dijkwerk begin vijftiende eeuw nader bekeken. Daarbij ging het om de aanleg van een ruim vier kilometer lange zeedijk, waarbij enkele grote doorbraakgaten moesten worden gedicht, die diep waren uitgeschuurd omdat de herdijking van het gebied jarenlang op zich had laten wachten. Vanwege de grafelijke moerbelangen en omwille van de veiligheid van de omliggende gebieden werd vanaf 1429 de herdijking met ferme hand aangevat. Hierbij ging het initiatief uit van graaf Philips de Goede, die zijn drie belangrijkste ambtenaren, mr. Symon de Forumelles, Gautier Poulain en Jehan Uutenhove daartoe de opdracht gaf. Hun taak bestond uit het verder initiatieven nemen en ervoor zorgen dat er voldoende financiën beschikbaar waren. Daarnaast werden twee ontvangers benoemd: Phelips Witbroot en Jacques Delatre die - bijgestaan door twee klerken - de financiële administratie uitvoerden. Hun klerken verzamelden alle benodigde documenten, veelal op de dijkage zelf. Jehan le Boom, Jehan de Lamzwert en later ook Adriaen Witbroot en Jehan de Stoppelaere waren de uitvoerders en toezichthouders op het dijkwerk zelf. Als uitvoerders waren ze al die jaren wekenlang op de dijkage aanwezig om de dijkwerkers aan te sturen, dijkmaterialen te ontvangen en controles uit te voeren. Het eigenlijke dijkwerk werd uitgevoerd door groepen van aannemers. Dit geldt niet alleen het leggen van versdijkjes en de basis van de grote dijk, maar ook het verder afwerken ervan. Ondanks het feit dat we wel wat zelfde namen Dijkwerk in de vijftiende eeuw 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 29