Zeeland 30.2 Het groene netwerk van dijken en bermen in Zeeland A.M.M. (Anton) van Haperen Het polderland van Zuidwest-Nederland is dooraderd met een groen netwerk van dijken, wegbermen en slootkanten. Dat netwerk wordt gekenmerkt door een reeks van plantensoorten die in grote delen van Nederland niet of nauwelijks voorkomen. Die bijzondere kwaliteiten staan onder druk. Dat blijkt onder andere uit de in 2018 verschenen Flora Zeelandica en ook uit een recent onderzoek dat in opdracht van de Provincie Zeeland is verricht.1 Maar er is hoop: anders dan de zandgronden in oostelijk Nederland is de kalkhoudende bodem van de Zeeuwse dijken en bermen veel minder gevoelig voor verzuring. Behoud en herstel van de Zeeuwse dijk- en bermflora blijkt mogelijk, maar vraagt wel om maatregelen. Dijken en bermen waren eeuwenlang een onderdeel van het Zeeuwse landbouwsysteem In grote delen van Zeeland was en is akkerbouw de belangrijkste vorm van grondgebruik. Veehouderij werd lang gezien als een noodzakelijk kwaad. Tot de introductie van kunstmest, in de eerste helft van de 20e eeuw, waren boeren voor de bemesting van hun akkers aangewezen op dierlijke mest. De Zeeuwse boeren lieten hun vee zoveel mogelijk weiden op gronden die niet voor akkerbouw geschikt waren, zoals schorren, duinen, laag gelegen kreekoevers, dijken enzovoorts. De geiten van landarbeiders werden gevoed met gras afkomstig van de bermen van wegen, sloten en greppels. 'Kanthooi' was een begrip in Zeeland: er werd mee geadverteerd in kranten en op boerderijen had het soms een speciale plek op de hooizolder.2 De dijken en bermen waren dus eeuwenlang een essentieel onderdeel van het landbouwsysteem van de Zeeuwse akkerbouw. De langdurige afvoer van het grasgewas zonder dat er bemesting plaatsvond, leidde tot een verschraling van de bodem, met lage gehalten aan stikstof en fosfaat als gevolg. De kalkgehalten van de dijkbodems daarentegen waren hoog, net als overal elders in het zeekleigebied. De gevarieerde dijk- en bermflora van Zeeland vindt dan ook zijn oorsprong in de combinatie van een intensief menselijke gebruik en een kalkrijke bodem met lage gehalten aan plantenvoedende stoffen. Deze bodemeigenschappen vinden we ook in de kalkgraslanden van Zuid-Limburg en bepaalde graslanden in de kalkrijke duinen. Niet verbazingwekkend dus dat de dijkflora overeenkomsten met de begroeiing van die gebieden vertoont. De samenstelling van de dijk- en bermflora In de begroeiing van de Zeeuwse dijken en bermen spelen grassen een belangrijke rol. Rietzwenkgras en Glanshaver zijn daarvan de meest opvallende. Als deze twee de kans krijgen om uit te groeien, vormen zij in de zomer een golvende massa van goudgele bloeiaren. Daartussen vindt dan een groot aantal kruidachtige planten een plek (figuur 1). Figuur 1 Bloemdijkvegetatie op de Valdijk bij Nisse (juni 2017). Op de voorgrond Wilde Marjolein, Gewone agrimonie en Heelblaadjes. Op de achtergrond Knoopkruid. (foto Chiel Jacobusse). Welke soorten dat zijn, hangt sterk af van de bodem en het beheer. In samenhang daarmee zijn er ook regionale verschillen in de dijk- en bermbegroeiing. Op de wat meer zandige bodems komen soorten voor die we ook in sommige binnenduingraslanden aantreffen, zoals het Het groene netwerk van dijken en bermen 73

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 31