Geel walstro, de Akkerhoornbloem, Beemdkroon
en Kruisdistel. Dijken en bermen van dit type
vinden we onder andere bij Vrouwenpolder, op
westelijk Noord-Beveland, aan de noordkant
van Schouwen en op de kop van Goeree. Op
intensief begraasde dijken met een wat zwaardere
kleibodem vinden we tussen de grassen heel
andere kruiden, zoals het Knopig doornzaad en
Blauw walstro. Dit type dijken vinden we onder
andere veel op Noord-Beveland en in westelijk
Zeeuws-Vlaanderen. In dit laatste gebied komt
op deze dijken ook de Wilde peterselie voor. Deze
soort bereikt hier de noordgrens van zijn areaal
en ontbreekt elders in Nederland. Met name in
de Zak van Zuid-Beveland, maar vroeger ook
wel elders in Zeeland, komt op dijken met een
zavelige bodem een wat ruiger begroeiingstype
voor met forse kruiden, zoals de Wilde marjolein,
Gewone agrimonie, Donderkruid, Aardaker,
Moeslook en vele andere. Op kalere open
gedeelten groeien een- en tweejarige soorten,
zoals de Ruige anjer en de Ruige klaproos, die
ieder jaar opnieuw een plekje moeten vinden om
te kiemen. Het is vooral deze vegetatie die de
Zeeuwse dijkflora zijn grote bekendheid heeft
gegeven en waaraan in de jaren zestig van de
vorige eeuw de naam 'Zeeuwse bloemdijken'
is gegeven. Deze bekendheid heeft behalve
met de grote bloemen- en insectenrijkdom
ook te maken met het voorkomen van een
aantal zeldzame plantensoorten. De bekendste
daarvan is waarschijnlijk de Wollige distel, die
in Nederland alleen op enkele Zeeuwse dijken
voorkomt. Zij is rond 1840 voor het eerst op een
aantal Zuid-Bevelandse dijken gevonden door de
Goese huisarts en oprichter van de Nederlandse
Botanische Vereniging R.B. van den Bosch (1810
1862). De Wollige distel heeft zich sindsdien altijd
in deze omgeving weten te handhaven, ondanks
veel veranderingen in milieuomstandigheden
en beheer (zie hierna). Een ander voorbeeld van
een in Zeeland voorkomende, landelijk zeldzame
bloemdijksoort is de Driedistel. Deze soort heeft
het op de dijken echter minder goed gedaan.
De Zeeuwse dijken behoorden lang, samen met
Zuid-Limburg en de kalkrijke duinen tot het
belangrijkste verspreidingsgebied van deze plant
(zie figuur 2). Sinds de jaren tachtig van de vorige
eeuw is zij echter geheel uit het dijkenlandschap
verdwenen. Tegenwoordig komt de Driedistel in
Figuur 2A Driedistel (foto Anton van Haperen).
Carlina vulgaris
1990 (149 atlasblokken)
atlasblokken) O niet wild
Figuur 2B De landelijke verspreiding op basis van een
raster van 5x5 kilometer (bron: Floron Verspreidingsatlas
Vaatplanten).
Zeeland alleen nog maar voor op een beperkt
aantal plaatsen in de duinen van Schouwen en
Walcheren.
Achteruitgang
De achteruitgang van de Driedistel op de
Zeeuwse dijken deed zich al voor in de jaren
vijftig van de vorige eeuw. In de jaren zeventig
resteerden alleen nog maar een paar kwijnende
relictpopulaties. Dit voorbeeld staat niet op
zichzelf. Ook veel andere typische dijksoorten
zijn sterk achteruitgegaan en die achteruitgang
beperkt zich niet tot de decennia na de Tweede
Wereldoorlog. In tegendeel: juist in meer
74
Het groene netwerk van dijken en bermen