dijken. Maar al deze inzet heeft de achteruitgang van de natuurkwaliteit op de Zeeuwse bloem- dijken niet kunnen keren. De oorzaak van dit falen is gelegen in een complex van factoren. Allereerst hadden de maatregelen betrekking op een deel van de dijken. Bovendien moest het beperkte budget worden uitgesmeerd over een relatief groot areaal. Er werd op veel plaatsen beheerd, maar de intensiteit van dat beheer bleef overal relatief laag, terwijl onderzoek in de jaren '80 al had geleerd dat alleen een relatief intensief beheer voldoende effectief was.4 Het areaal goed ontwikkelde bloemdijken werd daardoor kleiner en kleiner. Onderzoek naar verzuring en eutrofiëring Enkele jaren geleden stelden de Zeeuwse natuurbeheerders en de Provincie Zeeland zich dan ook de vraag hoe het verder moest met het bloemdijkbeheer. Dit had niet alleen te maken met de teleurstellende ervaringen van de beheerders. Ook de stikstofproblematiek en de mogelijke verzuring als gevolg van luchtverontreiniging speelden een rol. Van Limburgse kalkgraslanden was bekend dat de atmosferische depositie van stikstof de verruiging van de grasmat sterk kan aanjagen en van de heide weten we dat de verzuring van de bodem sterk bijdraagt aan verarming van flora en fauna. Weliswaar is de depositie van stikstof en verzurende stoffen in Zeeland lager dan op veel plaatsen elders in Nederland, maar zij is ook in onze provincie aan de hoge kant. De vraag is of de verruiging van de sterk versnipperde Zeeuwse dijken niet extra wordt aangejaagd door deze depositie, waardoor beheerders tegen de klippen op kunnen blijven beheren zonder ooit tot goede resultaten te komen. De Zeeuwse beheerders en de Provincie Zeeland gaven daarom een onderzoeksbureau opdracht voor een onderzoek naar de bodemchemie van de Zeeuwse dijken in relatie tot de bijzondere begroeiing.5 De conclusies van het onderzoek zijn ambivalent, maar geven duidelijk een richting aan voor een aanpak in de nabije toekomst. Positief is vooral dat verzuring van de bodem van de Zeeuwse bloemdijken niet aan de orde is. De zuurgraad van de bodem vertoont anno 2019 nauwelijks verschil met die welke ruim 30 jaar geleden werd gemeten. En de kalkgehalten van de dijkbodems zijn nog steeds voldoende hoog om ook in de komende jaren de input van verzurende stoffen te neutraliseren. De gehalten aan fosfaat en stikstof, de belangrijkste plantenvoedende nutriënten, zijn echter wel hoger dan gewenst. De schrale voedselarme dijkbodems van voor de Tweede Wereldoorlog zijn in een aantal decennia in een veel voedselrijkere toestand gekomen. De inwaai van voedingsstoffen vanuit het omringende akkerland en de depositie vanuit de lucht spelen hierbij waarschijnlijk een belangrijke rol. De verruiging van de dijken en de ophoping van organische stof is dus niet zozeer de oorzaak als wel een gevolg van het probleem. Voor een herstel van een gevarieerde dijkflora is het gewenst allereerst het nutriëntenniveau van de bodems terug te brengen. Dat kan door de vegetatie, anders dan tot nu toe gebruikelijk, twee keer te maaien en het gewas af te voeren. Met alleen maar begrazing worden er onvoldoende nutriënten afgevoerd en blijft de bodem te voedselrijk voor een gevarieerde begroeiing. Een andere optie is het afschrapen van de bovenste bodemlagen, waarin de meeste nutriënten zijn opgehoopt. In Zuid-Limburg is gebleken dat het met deze maatregelen mogelijk is om verruigde kalkgraslanden succesvol te herstellen. Met het ondiep afschrapen kon zelfs kalkrijke landbouwgrond worden omgevormd tot een kalkgrasland. Het lijkt dus ook voor de Zeeuwse dijkbodems een kansrijke maatregel. Zodra met bovenstaande herstelmaatregelen het voedingsstoffenniveau van een dijkbodem voldoende is teruggebracht en zich weer een soortenrijkere begroeiing heeft ontwikkeld, kan worden overgegaan op een instandhoudingsbeheer. Behalve uit maaien, kan dat ook bestaan uit begrazing. Kuddes rondtrekkend vee, die 's nachts in een aparte wei of een stal worden gezet, zijn hiervoor de beste maatregel. Een andere optie is het periodiek laten begrazen van dijkgedeelten binnen een verplaatsbaar raster. Met beide systemen kunnen de op verschillende locaties grazende dieren bijdragen aan het verspreiden van zaden van karakteristieke bloemdijkplanten van de ene dijk naar de andere. Dit verspreidingsmechanisme, waarbij zaden aan de vacht van dieren blijven Het groene netwerk van dijken en bermen 77

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 35