De wonderdokter RINUS SPRUIT, SAMENSTELLER ALBERT WILLEM VAN RENTERGHEM COSSEE kan daar, mijns inziens terecht, verandering in brengen. Tussen 1919 en 1929 heeft Van Renterghem, terugblikkend op zijn leven, zijn levensverhaal opgetekend. Zijn autobiografie, uitgevoerd in twee delen, beslaat 1389 bladzijden. Rinus Spruit, journalist en publicist, heeft dit omvangrijke werk bewerkt en teruggebracht tot een compact en vlot leesbaar boek. Hoewel in volume teruggebracht tot 15 procent van het oorspronkelijke werk, geeft 'De Wonderdokter' een helder beeld van de stand van zaken van en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in brede zin van de tweede helft van de 19e en de eerste decennia van de 20e eeuw. Van de spelers die zich op dat domein begaven (van chirurgijn of vroedmeester tot de academisch opgeleide arts) en hun onderlinge relaties. Van de breedte van het domein waarin de algemeen-arts huisarts acteerde (van tandarts tot oogarts en van chirurg tot sociaal-psychiater en maatschappelijk-werker). Ook ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van de anesthesie en van de verloskunde komen aan bod in het boek. Bovenal geniet genoot Van Renterghem (ook internationaal) aanzien en bekendheid als de man die aan de wieg heeft gestaan van de moderne psychotherapie. Hieronder wordt eerst een korte samenvatting gegeven van de inhoud van 'De wonderdokter'. Daarna wordt ingegaan op de betekenis van Van Renterghem voor de Nederlandse (geestelijke) gezondheidszorg. Spruit houdt zich bij de bewerking van de autobiografie aan de chronologie en aan de feitelijke weergaven van Van Renterghem. Zo bouwt hij 'De wonderdokter' op in 7 hoofd stukken. In elk hoofdstuk is Van Renterghem zelf aan het woord. Het eerste hoofdstuk, 'De dorpsdokter', beschrijft de periode die Van Renterghem doorbracht als beginnend huisarts/ gemeente-arts in Heinkenszand (1877 tot 1881). Naast veel boeiende gevalsbeschrijvingen - wat een prachtig inzicht geeft in de kijk op gezondheid, de stand van zaken met betrekking tot gezondheidsgedrag en de mogelijkheden maar vooral de beperkingen van de gezondheidszorg in die tijd - laat dit hoofdstuk ook de creativiteit en de inventiviteit zien van Van Renterghem als arts. Daarnaast komt in dit hoofdstuk aan de orde hoe in het laatste kwart van de 19e eeuw de academisch opgeleide arts zijn intrede doet, ook op het platteland en de wrijving die dat geeft met de lokale, lager opgeleide genees-, heel- en vroedmeesters. Om meerdere redenen - onder meer de wens om op het platte land niet 'te verboeren' maar ook om voor zijn ouders in Goes te kunnen zorgen - verhuist het gezin Van Renterghem in 1881 naar Goes. Van Renterghem neemt daar de praktijk van zijn vader over. Dat alles, evenals persoonlijke tegenslagen zoals het overlijden op 6 jarig leeftijd aan kroep van zijn dochter Antoinette, wordt beschreven in hoofdstuk 2 ('Naar de stad'). Naast de tegenslagen en verliezen waar Van Renterghem in deze periode mee te maken krijgt, komt in dit hoofdstuk het kenmerkende van de persoon Van Renterghem goed uit de verf: zijn veerkracht, zijn ondernemingszin, zijn neiging tot experimenteren - bijvoorbeeld met cocaïne als verdovingsmiddel - zijn empathie, zijn (sociale) betrokkenheid en zijn leergierigheid. Die leergierigheid bracht hem, zo leert het volgende hoofdstuk ('Liébeault en de hypnose'), in 1887, na het lezen van 'Le somnambulisme provoqu' in Nancy. Daar behandelde dr. Liébeault met wat nu hypnotherapie wordt genoemd 90 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 48