Zeeland 30.2
patiënten met psychosomatische pijnklachten.
Na twee weken observeren hoe Liébeault deze
methode toepast, begint Van Renterghem -
ondanks scepsis van zijn collega's - in zijn
praktijk in Goes hypnotische suggestie toe te
voegen aan zijn behandelingen. Uitvoerig wordt
het succes hiervan in hoofdstuk 3 beschreven,
evenals de impact die de toeloop van patiënten
van heinde en verre heeft op de dagelijkse gang
van zaken in huize Van Renterghem. Dat succes
brengt hem ook in contact met dr. Frederik van
Eeden, destijds, naast literator, werkzaam als
algemeen-arts in Bussum. Van Eeden bezoekt
Van Renterghem in Goes in 1887. Onder de indruk
van Van Renterghems werk stelt Van Eeden hem
voor om samen een kliniek voor therapeutische
hypnose te starten in Amsterdam.
De wederwaardigheden hiervan worden in
hoofdstuk 4 ('Een eigen kliniek in Amsterdam)
beschreven. In dit hoofdstuk komt het vertrek uit
de praktijk van Van Eeden aan de orde evenals
de komst van een jonge assistent, dr. A. van
der Chijs. Ook de reizen naar het buitenland
(Frankrijk, Duitsland) komen aan bod. Die
reizen vinden plaats op uitnodiging van het
internationale comité ter bevordering van de
experimentele en therapeutische hypnose en
psychotherapie. Tijdens een van die congressen
(Weimar, 1911) ontmoet hij Jung en Freud.
Hoofdstuk 5 ('Ontmoeting met Jung en
Freud') is het meest persoonlijke hoofdstuk uit
het boek. Naast zijn relatie met en de invloed
van Jung en later ook Freud op zijn werk, komt
in dit hoofdstuk ook de impact van het ouder
worden, de vraag met betrekking tot wel of niet
stoppen met werk en de invloed daarvan op de
praktijk aan bod. Inzichtelijk wordt beschreven
hoe Van Renterghem en zijn vrouw omgaan met
dit vraagstuk, met de ziekten die hen treffen,
maar ook met de vele veranderingen die zich in
hun leven voordoen: de toenemende mobiliteit,
de luchtvaart, emancipatie bij huishoudelijk
personeel en bij assistenten in de praktijk. Van
Renterghem schuwt hierbij zelfonderzoek
-analyse niet.
Hoofdstuk 6 ('Veranderingen in de praktijk')
beschrijft hoe binnen de praktijk de verschillen
van inzicht over inzet, praktijkvoering en de
verdeling van inkomsten oplopen, hoe Van
Renterghem dat analyseert en hoe hij het
ontstane conflict - met behulp van zijn inmiddels
volwassen zonen - oplost. Ook de feestelijkheden
naar aanleiding van zijn 80e verjaardag komen
aan bod en de bespiegelingen daarbij over arbeid,
arbeidssatisfactie en pensioen.
Hoe moeten we de betekenis van Van Renter
ghem voor de ontwikkeling van de geestelijke
gezondheidszorg in Nederland zien?
Als we de persoon Van Renterghem zoals die
in de autobiografie tot uitdrukking komt proberen
weer te geven volgens de items van belangrijke
persoonlijkheidsvragenlijsten zoals de 'Trait
and Character Inventory' of de 'NEO Personality
Inventory', dan lijkt het te gaan om een op veel
dimensies sterke persoonlijkheid: emotioneel
stabiel, leergierig, ondernemend, coöperatief en
empathisch. Daarnaast - in de bewerking van
Spruit komt dat niet aan de orde - lijkt hij een
uitstekende opleiding te hebben genoten. Hij leest
en schrijft zelf zijn bijdragen aan congressen in
verschillende talen. Hij vertaalt, met instemming
van Freud, diens 'Vorlesungen zur Einführung
in die Psychoanalyse' in het Nederlands.
Ook moet hij hebben beschikt over een groot
organisatietalent, onder meer blijkend uit de
organisatie van het Zesde internationale congres
psychoanalyse in Den Haag in 1920, waar de
toenmalige kopstukken Freud en Jung acte de
présence gaven.
In de loop van de 19e eeuw doen zich
zowel in de algemene zorg voor psychiatrische
patiënten als in de ontwikkeling van actieve
behandelvormen in Europa (Engeland, Duitsland,
Frankrijk) grote veranderingen voor. Dolhuizen
worden omgevormd tot gestichten waar patiënten
die lijden aan psychiatrische ziekten worden
verpleegd. Mensen met psychische stoornissen
die voor die ontwikkeling samen met veel
verschillende, als 'marginalen' bestempelde
personen (landlopers, prostituées, criminelen)
Boekbesprekingen
91