Zeeland 30.2 Vanaf de 8e eeuw nam de bewoning in de kust streek sterk toe, niet alleen met schapenhouders maar ook met handelaren, vissers, zoutzieders, etc. Allen hadden daarmee invloed op de ruimte lijke materiële omgeving van het onbedijkte schor. Het wonen op aangebrachte woonhoogte werd al spoedig als zeer beperkend gevoeld. Er was meer ruimte nodig voor uitbreiding van activiteiten, met name een groeiende behoefte aan landbouwgrond. De regelmatig terugkerende overstroming van het nog onbedijkte schor was ongunstig voor de ontwikkeling van landbouw, want het bracht de voedselzekerheid voor de bevolking van het schorrencomplex in gevaar. arden Afb. 5. De nog teruggevonden huidige dijkrelicten in het gebied van de voormalige Zuudzee, tussen Aardenburg en IJzendijke (blauw: water; rood: wegen; donkergroen: land; zwart dijken). Kaart: B. Chamuleau 2018. daaraan archeologisch onderzoek of waarneming te doen. Inmiddels zijn 38 onderzoeken verricht en beschrijvingen gemaakt, hetgeen steeds nieuwe en aanvullende informatie opleverde. Ontwikkeling van de dijken Uit onderzoek van het centrale deel van Zuid-Beveland is gebleken dat, vóór de afsluiting door de interlokale ringdijk rond het eiland, er mogelijk al ca. 15 tot 20% van het grondoppervlak was beschermd door lokale dijkjes.15 Rond de 12e eeuw heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden, zowel op bestuurlijk gebied als op dat van de beschikbaarheid van arbeidskrachten. Daarbij kon meer economische vooruitgang worden geboekt als de vroege lokale dijken met elkaar werden verbonden. De aanleg van de afsluitende ringdijk rond de eilanden zal geleidelijk tot stand zijn gekomen. De gebieden met grote economische potentie profiteerden hiervan het eerst. Daarna volgden de minder interessante en dunbevolkte gebieden in het achterland. Elke dijk is zodoende een afspiegeling van de maatschappelijke omstandigheden en fysieke situatie waarin ze werd aangelegd. Dijkenonderzoek Zeeland 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 7