Zeeland 30.3
9b. Detail afb. 2.
9a. Detail afb. 6.
Het kapsel, met ingeregen parelstrengen,
is gelijk. De fontein bij Anna is een kopie van
de versie in de Uffizi én die van het schilderij
waarvan de verblijfplaats onbekend is. Daarvan
wijkt de versie in Lochem weer af met een
eenvoudiger 'vaas'.
Andere verschillen zijn er ook. Anna draagt
minder juwelen (geen strengen bij de pofmouwen
of diagonaal over de borst). Het haar zelf is bij
Anna duidelijk anders qua opvatting (afb. 9a-b).
Bij Sophia Amalia zijn de strengen steeds
wat breder en met repetitieve kwaststreepjes
van glans voorzien, hetgeen aansluit bij veel
andere portretten van Nason in die tijd. De
doorkijkjes naar een landschap zijn bij alle vier
de schilderijen anders. Opvallende afwijking
bij het portret van Anna is dat ze een normale
ooggrootte heeft: geen 'poppenogen' in haar
gezicht.
Hoe is e.e.a. nu te verklaren? De schilderijen
van Anna Christina Pauw komen uit het atelier
van Pieter Nason, daar kan geen twijfel over
bestaan. Het schilderij van Anna Velters is
gesigneerd door Jan Denens. Denens moet dus de
schilderijen van Nason gekend hebben. En wel zo
goed, dat hij er vrijwel één-op-één een kopie naar
heeft gemaakt voor een andere vrouw. Dat kan
eigenlijk alleen maar als hij als assistent/gezel (of
leerling) in het atelier heeft gewerkt van Pieter
Nason. Wellicht heeft Denens zelfs de hand gehad
in (een aantal) schilderijen van Anna Christina,
op de hoofden na. Er is iets geks zichtbaar bij
de drie grotere versies. In de versie in de Uffizi
zijn de vingers van de linkerhand (die onder
het water) tamelijk recht. Bij de twee andere
portretten zijn pink en wijsvinger naar binnen
gekromd. Precies dat zien we terug bij de hand
van Anna Velters. Heeft Denens na zijn vertrek
uit het atelier van Nason een sjabloonschilderij
mogen meenemen? Bijvoorbeeld het portret
van Anna, maar dan nog zonder ingeschilderd
hoofd? Hij begint voor zichzelf in Middelburg
eind 1671, dus aansluitend op het ontstaan van de
Nason-reeksen. Had hij alleen schetsen op papier
meegenomen, dan hadden de schilderijen nooit zo
dicht bij elkaar kunnen staan.
Het is bekend dat schilders zichzelf herhalen
en ook dat degenen die het atelier van een
meester voortzetten - vaak een zoon - gebruik
(kunnen) maken van de voorbeelden die zijn
achtergebleven. Dat een assistent/leerling een
model of onvoltooid doek meekrijgt, zal niet heel
vaak zijn voorgekomen, toch lijkt dat hier een
voor de hand liggende optie.
Hoe het ook zij, deze verklaring past bij het
echtpaar Duvelaer/Velters volledig in het plaatje.
Door Anna schilderkunstig te plaatsen in een
reeks van dames van (zeer) goede komaf is zij
zelfs beeldend gelegitimeerd: ze hoort er helemaal
bij!
Jan Denens schildert Pieter Duvelaer en Anna Velters 101