Stofgoud
Terug naar de etnografica. Afrika is niet ruim
vertegenwoordigd in de verzameling Volken
kundige voorwerpen van het Zeeuws Genoot
schap, de meeste zijn echter wel oud en bijzonder.
Niet voor niets behoren er beschermde voor
werpen volgens de Erfgoedwet bij. Naast enige
afkomstig uit Egypte, omvat de collectie etno
grafica zo'n twintig voorwerpen uit Centraal
Afrika en een handvol uit Zuidelijk Afrika. De
weinige West-Afrikaanse zijn vooral afkomstig
van Nagtglas, en allemaal beschermd. Het
zijn met name voorwerpen van de Asante,
een etnische groep van de Akan in het zuiden
van Ghana rondom hun hoofdstad Kumasi,
zo'n 200 km ten noorden van Elmina. De
bloeiperiode van het Asante-rijk is de achttiende
en negentiende eeuw. Ook na de overname
van het land door de Britten behouden zij
hun zelfstandigheid. De Asantehene (Asante
koningen) regeren als voorheen.
Een balans van koper voor het wegen van
stofgoud, met bijbehorende gewichtjes zijnde
zaadkorrels van verschillende kleur en vorm
in een apart doosje (G3619), is ontvangen in
1860. Een bijgevoegd briefje geeft een nadere
toelichting: 'Negergewicht. Een ons stofgoud
wordt gerekend op 40 gulden en is verdeeld
in 16 engels. Voor gewichten bezigt men
zaadkorrels. De grootste heeten takol's en zijn
afkomstig van eene bloem die veel overeenkomst
met de veldlelien heeft. Zij zijn rond en zwart
en worden gerekend tegen 1/6 van een engel
goud. De bruine met eene zwarte vlek noemt
men Smanka. Zij doen 1/12 van een engel. De
roode met eene zwarte vlek voorziend korrel heet
Damba en stelt 1/24 van een engel voor. De kleine
blaauwe korrel wordt Persua genoemd en doet
1/48 van een engel goud.'
Het goud waarmee het Asante-volk grote
rijkdom en aanzien verwerft is stofgoud. Tot het
begin van de twintigste eeuw is dit het gangbare
betaalmiddel van de Asante. Nog altijd wordt
in Ghana stofgoud gedolven. Rondom Kumasi
Balans van de Asante voor het wegen van stofgoud, Zeeuws
Museum, Zeeuws Genootschap, G3619.
Koperen goudgewichtjes van de Asante, Zeeuws Museum,
Zeeuws Genootschap, 3600-BEV-Z-79.
wordt het ruwe erts boven gehaald en vermalen.
Voor het wegen van stofgoud bestonden speciale
balansjes, die met bepaalde zaden konden
worden geijkt. J.A. de Marrée, secretaris van de
Raad van Guinea in Elmina, heeft een prachtige
reisbeschrijving van de Goudkust gemaakt en
kende het land en zijn gebruiken, hetgeen hij
'gedurende een lang verblijf aldaar opgezameld
en grootendeels zelve gezien, ondervonden en
bijeengebragt' had, zoals het titelblad meldt. Hij
beschrijft daarin ook het verhandelde Ghanese
goud: uit de mijnen gedolven en voorts door
vrouwen klein geslagen en op eenen anderen
steen fijn gewreven wordt, om daar na in houten
bakken verzameld te worden; vervolgens spoelt
men het zand met water van het goud af door
deszelfs eigenaardige zwaarte onder in den bak
blijft liggen. Dit wrijven is de oorzaak dat het
126
't Is vol van schatten hier