Vos gaat zich voor dit Genootschap als mede bestuurder inzetten in Bengalen. Later zal hij geprezen worden als degene die de eerste zende lingen daar heeft begeleid, want wanneer Vos in augustus 1820 terugreist naar Chinsurah gaan de eerste twee predikanten met hem mee. Zij reizen eerst naar Londen, in december verblijven ze in Kaapstad, in februari 1821 in Madras en uiteindelijk bereiken ze op 21 maart 1821 Chinsurah.11 Tkc To-vmliaH i'in. Calcutta Stadhuis in Calcutta, ca 1847, lithografie Frederick Fiebig, British Library, Londen, P79. Na zijn aankomst vestigt Vos zich als arts in Calcutta en wordt lid van de Asiatic Society in Calcutta, The Bengal Auxiliary Missionary Society en het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Dit laatste heeft sterke banden met het Zeeuws Genootschap. In 1825, in het tiende deel van de Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap, verschijnt zijn artikel over de cholera morbus, een epidemie die Vos in 1817 in Chinsurah meemaakt.12 In Nederland zal de epidemie pas in 1832 losbarsten en zoeken geneesheren naar oorzaken en oplos singen. Het artikel van Vos krijgt daarbij veel aandacht. In Calcutta wordt hij ingeschakeld bij de introductie van de inenting tegen de koepokken, ook een voor de mens zeer besmettelijke ziekte. In het hospitaal leidt hij mensen op die daarna van 'huis tot huis en van hut tot hut' gaan met het vaccin.13 Hij gaat ook verder met publiceren, bijvoorbeeld over zijn ervaringen met planten soorten die nuttig zijn bij het behandelen van melaatsheid en over een zeldzaam uitwendig gezwel (een soort elefantiasis) bij een Bengaalse patiënt.14 Werkzaam als stadsdokter en politiechirurgijn in Calcutta overlijdt hij op 15 mei 1836, op 50-jarige leeftijd. Hij is dan een van de oudste Europeanen in de stad. Pas een jaar later bereikt het nieuws Middelburg en wordt dr. Vos in de eerstvolgende algemene vergadering van het Zeeuws Genootschap herdacht. In een van de Britse tijdschriften in India wordt over hem geschreven: 'The qualities of his head kept pace with the qualities of his heart'.15 Twee Bengaalse munten opgeborgen in een Japans doosje In het levensverhaal van Jacobus Reinier Vos is het Zeeuws Genootschap een steeds terugkerend onderwerp. Vanuit Middelburg heeft hij door het Genootschap uitgegeven boeken meegenomen naar Bengalen en laat ze aan familie en vrienden lezen. Ook die raken geïnteresseerd. In een brief uit 1822 aan Lambrechtsen stelt Vos voor om de resident in Bengalen, Daniel Anthony Overbeek (1765-1840), als honorair lid van het Genootschap voor te dragen. In een van de jaarboeken leest Overbeek over de herkomst van een in 1756 in Domburg gevonden votiefsteen met de inscrip tie Burorina.16 Hij draagt bij aan de discussie en schrijft een reactie die Vos opstuurt naar Middel burg. De heren van het Genootschap houden echter de benoeming nog even aan, want zij willen eerst Overbeeks verdiensten onderzoeken. Het stuk van Overbeek wordt ter beoordeling in handen gegeven van J. Verheije van Citters, J.C. de Jonge en S. de Wind.17 Van een benoeming is daarna niets meer gehoord. Overbeek wordt wel, in hetzelfde jaar als Vos, corresponderend lid van het Bataviaas Genootschap. 134 't Is vol van schatten hier

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 44