Boekbesprekingen Behalve de man die elk jaar alle boeken van Willem Elsschot las, heb ik nooit een merk waardiger lezer gekend dan de collega die elke vakantie het werk van Nescio meenam. Op den duur kende hij de Nescio-verhalen vrijwel uit het hoofd. Voor een citaat schrok hij nooit terug, tot zijn geheugen hem in de steek liet. In zijn goeie dagen echter kon hij, terug van zijn jaarlijkse vakantie in Frankrijk, moeiteloos hele fragmenten Nescio weergeven. LIENEKE Lieneke Frerichs, Nescio. Leven en werk van J.H.F. Grönloh, uitg. G.A. van Oorschot, Amsterdam 2021, ISBN 978902821 1032. 39,50) Ondertussen is de openingszin van Titaantjes niet meer alleen bekend bij Nescio-bewonderaars: 'Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf.' En het slot van De Uitvreter: 'Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat in de gaten. "Maak je niet druk, ouwe jongen", had Japi gezegd, en toen was i er afgestapt met zijn gezicht naar het Noord-Oosten. Springen kon je het niet noemen, had de man gezegd, hij was er afgestapt.' Gerard Reve besloot een zijner verzen met een gebaar naar Nescio: 'Zoiets, Koekebakker, zoiets'. Het boek over Reve's proces in de late jaren zestig wegens godslastering heette 'De god van je tante', een citaat uit Nescio's Dichtertje, het verhaal over de man die een groot dichter wilde zijn 'en dan vallen'. De slotregel ervan is even beroemd: 'Zij die God werkelijk lief heeft boven allen, moeten de last daarvan dragen tot het einde'. Nescio's oeuvre is bescheiden in omvang. In januari 1911 debuteerde de onbekende schrijver in De Gids met De Uitvreter. Het tijdschrift wees Titaantjes, een tweede verhaal, af. De redactie had moeite met het verhaal waarin God al te vrijmoedig optrad en wilde wijzigingen. In 1915 verscheen Titaantjes in Groot Nederland. Samen met een derde verhaal, Dichtertje, werden de twee eerder gepubliceerde in 1918 uitgebracht door de Haarlemse uitgever J.H. de Bois. Het boekje werd spaarzaam opgemerkt en de oplage van 500 exemplaren werd moeizaam verkocht. Een herdruk van de bundel verscheen pas in 1933, toen Nescio's werk aansloot bij een nieuwe literaire smaak. Vanaf 1956 werd Mene Tekel (1946) aan deze bundel toegevoegd. Lange tijd zijn dit de enige verhalen geweest die van Nescio bekend waren. In 1960 verscheen de novelle Insula Dei in het tijdschrift Tirade, het jaar daarop het verhaal De oester. Datzelfde jaar publiceerde uitgeverij Van Oorschot een verzameling oude schetsen en probeersels met sober commentaar van de schrijver - onder de titel Boven het dal en andere verhalen in de serie Witte Olifant. Achter het pseudoniem Nescio ging Jan Hendrik Frederik Grönloh schuil, in 1882 geboren als zoon van een kleine middenstander in Amsterdam. Hij groeide op in Amsterdam-Oost, bezocht de driejarige HBS en daarna de Openbare Handelsschool aan de Keizersgracht. Vanaf 1899 vervulde hij verschillende kantoorbaantjes. Eerst in Twente, daarna in het Duitse Rheine, tot hij in 1904 in dienst van de exportfirma Holland-Bombay Trading Company trad die katoen exporteerde naar Brits-Indië. Voor die tijd, van 1901 tot 1903, was hij idealistisch en financieel betrokken bij Tames, een kolonie bij Huizen met gemeenschappelijk grondbezit die 140 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 50