Nescio begon met Japi de uitvreter. De oude
foto's van Veere, met name van de Campveerse
toren met het havenlicht en de belvédère, maken
verschillende passages uit De Uitvreter duidelijk.
Daar op 'de toren' heeft Grönloh het licht gezien,
de eeuwige beweging van het water, daar ervoer
hij de eeuwigheid en de kosmos en de tragiek van
de strevende mens. 'En zoo gaat alles z'n gangetje
en wee hem die vraagt: Waarom?'
In 1946 reisde Grönloh weer naar Zeeland
en ook in 1950 en in 1951 is hij er met vrouw,
dochter en schoonzoon weer geweest. Hij vond
het toen behoorlijk verpest. Veere vol touringcars,
overal lelijke woninkjes, en de wederopbouw
had Middelburg verziekt. Het is goed dat hij de
volgende 70 jaar niet heeft moeten meemaken, te
beginnen met de Veerse dam en eindigend bij...
ja, waar zal het eindigen? In 'Kortenhoef', de
eerder geciteerde schets (waarin Snijders optrad),
geschreven in 1911, voegde Nescio in 1942 een
voetnoot toe over het bruggetje bij de tol dat
niet meer bestaat: 'De weg is over het water
heen geplempt. God zegene de verantwoordelijke
authoriteiten. Als 't kan een beetje hardhandig.'
Lieneke Frerichs heeft met grote toewijding
haar biografie van Grönloh geschreven. Uit haar
zorgvuldig geschreven en verantwoord werk
spreekt een grote bewondering voor Nescio's
werk, van tijd tot tijd wil ze best uitleggen hoe
goed die zijn. Had ze een voorbeeld aan Nescio
genomen, dan was het boek zeker korter geweest.
Maar van een bewonderd schrijver wil je alles
weten, de details kunnen niet triviaal genoeg
zijn. (De biograaf van Elsschot, Vic van der Reijt,
heeft in 2011 voor een soberder benadering
gekozen.)
Ondertussen zwijgt de man die na elke
vakantie mij talloze passages uit Nescio liet
horen, definitief. In meer dan de halve eeuw die
sindsdien voorbij zijn en het water niet meer
langs de Campveerse toren stroomt, zijn veel
citaten van de meester van het kleine proza
steeds bekender geworden. Er zit geen sleet op.
Je kunt ze niet genoeg lezen en op gepaste tijd
gebruiken of voor je uit mompelen: 'God erbarme
zich over de cynici. Ik ben nu cynicus. Misschien
was 't beter als ik maar heelemaal gek geworden
was of overreden door de tram wat dikwijls bijna
gebeurd is. Vroeger was ik dichter. En als cynicus
zeg ik: 't was geen lolletje, voor mij niet en voor
niemand.'(Uit 'Eerste ontroering'). In 1942 schreef
Nescio een stukje over een ritje in de trein een
halve eeuw eerder. Het slot luidde: 'Een vreemd
gevoel van onvergankelijkheid'. Het lezen van
Frerichs' biografie van Nescio herinnerde me
voortdurend aan deze zin. 'Het is goed zoo,
Koekebakker.' (Boven het dal, blz. 132)
Nescio, Verzameld werk, 2 dln. Ed. Lieneke
Frerichs. Amsterdam: G.A. van Oorschot 1996.
Lieneke Frerichs, 'Nescio en Zeeland, tachtig jaar
geleden', in: Zeeland, juni 1992, blz. 91-93.
L.F. (Lo) van Driel
Dr. L.F. van Driel (1944) studeerde Nederlandse
taal- en letterkunde en promoveerde op de taalkunde
van de negentiende eeuw. Hij publiceerde enkele
monografieën (J.H. van Dale, Gerrit Roos), biografieën
over de collaborerende schrijver Jan H. Eekhout en de
schilder en Vlaams activist Reimond Kimpe, en schreef
'Cultuur wordt Kultuur. Culturele collaboratie in Zeeland'
(2018) en ook 'Duitse passages' (2019). Hij werkt aan een
biografie van Martien Beversluis.
Jan Hulsebaut en Piet Lombaerde (red.), Bastions
zonder grenzen, Damme Sluis, IJzendijke, uitg.
Sterck De Vreese, Gorredijk 2020, ISBN
9789056155919. 29,90)
Enkele punten uit de inhoud
Uit het Voorwoord blijkt dat de aanleg van
een nieuwe vesting Damme 400 jaar geleden
een belangrijke reden was dit boek samen te
stellen. Met de beschrijving van deze plaats met
die van Sluis en IJzendijke wordt bovendien
aangesloten bij een drietal tentoonstellingen over
142
Boekbesprekingen