BASTIONS ZONDER GRENZEN Zeeland 30.3 lamme» S> Jan Hutsebaut verdedigingswerken, die elk met een eigen focus in deze plaatsen werd gehouden. Acht schrijvers, waaronder de beide redacteuren, hebben één of meer bijdragen aan het boek geleverd. Het boek is in twee delen te splitsen. In de eerste twee hoofdstukken wordt ingegaan op enkele specifiek vestingbouwkundige aspecten en de politiek-militaire ontwikkelingen. In de volgende drie richten de schrijvers de aandacht op de drie vestingen en de kleinere verdedigings werken in de regio. Bij de beschrijving van de huidige toestand krijgt ook de natuur rond de vestingwerken aandacht. Hoewel ook wordt teruggegrepen op de late middeleeuwen vormt de vestingbouw in de Tachtigjarige Oorlog het belangrijkste element in de beschrijvingen. De wijzigingen uit later tijd tot de opheffing van de vestingen zijn eveneens besproken, maar minder diepgaand. In het eerste hoofdstuk wordt het gebruik van het bastion uitgelegd en de toepassing ervan in de Nederlanden. De schrijver maakt daarbij duidelijk waarom in de Spaanse visie de zevenhoek als ideale vestingvorm werd beschouwd, terwijl aan Staatse zijde in het oud-Nederlandse stelsel de zeshoek de voorkeur had. De laatste visie wordt toegeschreven aan Simon Stevin. De schrijver geeft vervolgens enkele voorbeelden van vestin gen, die volgens de Spaanse (w.o. Stevensweert) en de Staatse benadering (Aardenburg) zijn aan gelegd. Daarnaast wijst hij ook op het verschil in de vorm van het bastion, t.w. van de saillant, de uitstekende punt van een bastion. In een kader tekst elders in het boek geeft de schrijver uitleg over het ontstaan en de ontwikkeling van het bastion. In het tweede hoofdstuk wordt met korte maar heldere teksten een beeld gegeven van de politieke en militaire ontwikkelingen vanaf het begin van de Tachtigjarige Oorlog tot en met de achttiende eeuw. De schrijver van hoofdstuk 3 bespreekt in eerste instantie de verschillende linies die aan beide zijden in het grensgebied tot stand kwamen en korte of langere tijd in gebruik waren. Daarna behandelt hij in zeven pagina's IJzendijke als een voorbeeld van een Staatse vesting in de vorm van een gebastioneerde zeshoek. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte beschouwing over ecologische waarden van de linies en voormalige inundatiekreken. Het vierde hoofdstuk handelt over Damme. De beschrijving van de ontwikkeling van de verdedigingswerken van Damme vormt met veertig pagina's het belangrijkste deel van het boek. Als startpunt is de kaart van Jakob van Deventer uit 1560 genomen, waarbij de schrijvers een toelichting geven op de verschillende belangrijke elementen als waterlopen, sluizen, poorten en gebouwen. De gebastioneerde zevenhoek, die in de periode 1617-1620 tot stand kwam, wordt verduidelijkt in tekst en met afbeeldingen. Latere wijzigingen krijgen met behulp van kaartfragmenten een toelichting. Ook het omvangrijke maar niet gerealiseerde plan van Vauban ter versterking van Damme wordt besproken. Met inundatieplannen voor de omgeving van de vesting hoopte men de verdediging in 1703/1704 toch te verbeteren. In het midden van de achttiende eeuw bleek de vesting door gebrek aan onderhoud sterk in waarde achteruit te zijn gegaan. In 1782 hief de Oostenrijkse keizer Jozef II de vesting op en ook keizer Napoleon hechtte er daarna weinig waarde meer aan. Hij plande dan ook dwars door de voormalige vesting de Damse vaart van Brugge naar Sluis, waarvan de aanleg pas plaatsvond in de jaren 1819 tot 1823. Aanvullend verhalen de schrijvers nog over de verdere neergang in Boekbesprekingen 143

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 53