Het boek opent met een opmerkelijke kleuren
foto van het zicht op Zierikzee uit het westen op
een zomerse dag in 1939 met oppers op het land.
Naast de Sint-Lievensmonstertoren van 54 meter
en de fragiele toren van het stadhuis staat als
een enorme fallus de betonnen watertoren van
53 meter op de Wandeling naast de Zoutegracht.
Hoe is het mogelijk dat dit gebouwd werd in het
monumentale stadje, denk ik meteen. Men schijnt
er in 1930 bij de opening nogal trots op te zijn
geweest. Vijftien jaar later bliezen de Duitsers
het gevaarte op, omdat het voor de Geallieerde
beschietingen vanaf Noord-Beveland een
richtpunt was.
Voor het algemene militaire kader gebruikt
Steenhof de Jong bestaande literatuur. Hij heeft
geen archieven in Engeland en Duitsland bezocht
en dat was voor zijn vlot geschreven verhaal
over de laatste vijftien maanden van de oorlog
ook niet nodig. Aan de binnenkant van de kaft
staan een fraaie plattegrond van Zierikzee
van omstreeks 1925 en een Sonderausgabe uit
1940 van het middendeel van Schouwen-Duive-
land van de Nederlandse Topografische Dienst.
In mei 1940 was er op Schouwen-Duiveland
niet veel gebeurd, het bleef een geïsoleerd eiland.
De oorlog kwam dichterbij toen begin 1944 de
Duitse bezetter besloot een invasie te verhinderen
door het eiland onder water te zetten. Met de
vele bunkers in de duinen van de Atlantikwall
moest dat de tegenstander afschrikken. De
inundatie werd technisch en bestuurlijk begeleid
door ir. A.J. Ilcken (1892-1979), ingenieur bij het
waterschap Schouwen en fanatiek lid van de NSB.
Hij ontwierp de eerder genoemde watertoren.
Schouwen-Duiveland had in het verleden wel
inundaties gekend door stormvloeden, maar
deze oorlogsinundatie ging gepaard met een
massale evacuatie. Van de bijna 7000 inwoners
van Zierikzee mocht maar ongeveer een tiende
blijven. Velen waren nog nooit van het eiland
geweest. Op het evacuatieformulier van dr.
J.J. Westendorp Boerma, directeur Rijks-HBS,
staat 'met vrouw' die zelfs niet met naam wordt
genoemd. Aanvankelijk spraken de Duitsers over
Ansumpfung door regen- en duinwater, maar dat
was een leugen: de sluizen gingen open en het
zeewater stroomde naar binnen. Zierikzee binnen
de wallen bleef droog.
Op dat moment komt de commies ter secre
tarie J.J. (John) de Bruyne (1898-1978) in beeld.
Hij was zeer klein (zijn lengte is niet vermeld)
en bij collega's niet populair. Hij was de zoon
van de vroegere directeur van de Rijks-HBS.
De Bruyne werd de schakel tussen de Duitse
bestuurders in Middelburg en Zierikzee. Hij
moest vaak bemiddelen, want burgemeester jhr.
mr. dr. J. Schuurbeque Boeije (1891-1955) was
vaak niet aanwezig. Deze gezagsdrager werkte
15 jaar als ambtenaar in Den Haag (CBS), maar
had geen bestuurlijke of politieke ervaring. Zijn
achternaam bleek van doorslaggevende betekenis
voor benoeming in 1934: de familie Boeije
bekleedde sinds de 15e eeuw bestuurlijke posities
in Zierikzee.
Na de invasie van de Geallieerden in Frank
rijk kwam Schouwen-Duiveland in september-
oktober 1944 onder invloed van de oorlog door
de Slag om de Schelde. Het front lag daarna in
de zeearm Oosterschelde. Half september startte
operatie Market Garden met een stroom van
vliegtuigen boven Schouwen-Duiveland. De
burgemeester van Zierikzee hield met enkele
ambtenaren kantoor in de Christelijke bewaar
school in Kloetinge, waar hij ook vaak afwezig
was. Na de oorlog werd hem verweten veel
te gemakkelijk aan de Duitse eisen te hebben
toegegeven. Het vonnis bij de zuiverings
commissie was 'een zeer ernstige berisping
zonder openbaarmaking'. John de Bruyne werd
als gevolg van de afwezige Schuurbeque Boeije in
feite de schaduw-burgemeester in Zierikzee. Hij
verantwoordde zich in uitgebreide dagverslagen.
Steenhof de Jong schrijft dat De Bruyne nooit van
pro-Duitse activiteiten is beschuldigd en spreekt
zijn waardering uit. De poging van een groep
verzetsmensen naar Noord-Beveland te varen,
eindigde in het drama van de 'Tien van Renesse',
die op 10 december 1944 werden opgehangen aan
de bomen in de slotlaan van Slot Moermond.
146
Boekbesprekingen