ervan uit te gaan dat er twee meesters aan te
pas zijn gekomen. Er zijn overeenkomsten in
het schildershandschrift. Ook wel verschillen,
maar deze zijn wel op een andere manier te
verklaren. De setting is anders en daarmee de
aankleding/stoffering van zowel de personen als
de omgeving. Maar veel belangrijker, het portret
van Anna blijkt naar een bestaand voorbeeld te
zijn geschilderd, waarbij het er alle schijn van
heeft dat Pieter op deze manier geschilderd geen
evenknie kent.
Jan Denens (1642/'43?-?)
Jan Denens betaalt op 16 november 1671 zijn
inkomgeld in het St Lucasgilde in Middelburg
'op reeckeninge'. Het bedrag is niet de volledige
2 ponden, 6 schellingen en 8 groten (Vlaams).
Denens betaalt 1 pond, 11 schellingen en 6 groten
en zal later de rest hebben voldaan.9 In de
gildebescheiden blijft het bij deze ene vermelding.
In het Künstlerlexikon van Thieme-Becker wordt
ervan gewag gemaakt dat er schilders met deze
naam voorkomen in Rome (1650) en Amsterdam
(1683) met een verwijzing naar een door Abraham
Bredius aangehaald notarieel archief.10 Hierbij de
vraag of het om dezelfde persoon gaat. Mogelijk
heeft Denens als Jan Dinant/Denant in 1693 een
document ondertekend op 50-jarige leeftijd. Dan
zou hij geboren zijn in 1642 of 1643.11
(Verwijzingen naar) werken van zijn hand
zijn er nauwelijks. E.W. Moes noemt in zijn
Iconographia Batava zonder verblijfplaats een
portret van 'Cornelis Huybrechtsen (-1695)'.12
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
in Antwerpen bezit (uit roofkunst) een vanitas-
stilleven (afb. 4).13 Dit voornamelijk in bruin
tinten opgebouwde werk, met in een stenen nis
objecten die alle duiden op de vergankelijkheid,
sluit qua sfeer aan bij het portret van Pieter
Duvelaer. In een privécollectie in Brussel bevond
zich in 1988 een ander, gemonogrammeerd,
stilleven van zijn hand. Het is qua compositie
gespiegeld en qua uitstalling vergelijkbaar: een
gipsen buste, schelpen, een schedel, muziek-
(instrumenten), een blaker en een zandloper. Een
derde schilderij, niet gemerkt, is in 1964 geveild
als van Jan de Velde III, maar is onmiskenbaar
van Denens. Aan de linkerkant van de nis
kringelt klimop omhoog, een motief dat in
woekerende zin een vierde, toe te schrijven,
stilleven 'overneemt'. Hier is e.e.a. op een stenen
plaat uitgestald, voor een fantasiearchitectuur.
Naast een buste, viool, boeken en schelpen
trekken hier een reusachtige kan en een kleine
schildpad de aandacht. Op alle stillevens is iets
eigenzinnigs waar te nemen. De portretbustes -
vooral de kinderkopjes - hebben meer individuele
trekken dan dat het kopieën lijken naar klassieke
gipsmodellen. De gezichten krijgen daarmee een
meer portretmatig karakter dan gebruikelijk.14
In de inboedel van de Middelburgse schilder
en kunsthandelaar Laurens Bernards (ca. 1630
1676) is in 1676 een uitgebreide hoeveelheid
schilderijen opgetekend, waaronder één van 'Jan
Denes' [NB De spelling Denes komt in Zeeuwse
archieven even vaak/weinig voor als Denens].15
Wanneer de in Amsterdam vermelde Jan Denens
dezelfde is als 'onze' portrettist, dan schilderde
hij daar naakten.16 In Thieme-Becker ten slotte
wordt verwezen naar aantekeningen van Cornelis
Hofstede de Groot betreffende twee veilingen. In
1811 komt in de veiling van het bezit van Casp.
van Citters in Rotterdam een 'slapend kind op
een bed' onder de hamer en in 1831 betreft het bij
4. Jan Denens, Vanitas, olieverf op paneel, 89 x 66,5 cm.
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Antwerpen,
inv. nr. 5054. Foto: https://artinflanders.be, Hugo Maertens.
96 Jan Denens schildert Pieter Duvelaer en Anna Vel te rs