met natuurlijke bewegingen. Van Woestenburg
onderzoekt haar en acht het moment daar om
te zorgen dat de ontlasting snel op gang komt.
Hij zorgt voor een verkoelend en verzachtend
lavement van onder andere vlierbloem, heemst,
honing, Spaanse zeep en sennabladeren, waarvan
de patiënte enige zeer harde excrementen
ontlaste.' Zij krijgt ook twee dagenlang
kopjesgewijs en steeds in dezelfde hoeveelheid
een mengsel van onder andere rabarberwortel,
tamarinde en hars/honing, waardoor eene
menigte van bedorven stoffen gelost werden.'
Vervolgens mag Hester warme thee drinken
als stimulering voor de spijsvertering. Ze heeft
eetlust en mag ook lichte maaltijden in kleine
porties eten, maar zonder vet. Na drie dagen zijn
de korsten, die rond haar mond waren gekomen
verdwenen: de mond, lippen, en tong van al
haar brand ontslagen werden, alle hare toevallen
waren volkomen weg, ik gaf haar een versterkend
maagmiddel en zij kreeg goeden apetijt.' Hij
constateert dat zij niets weet van wat er gebeurd
is. Ze is bij haar volle verstand en komt langzaam
op krachten. Nadat hij haar nogmaals heeft
onderzocht, verklaart hij haar gezond.
Van Woestenburg stelt vast dat Hester
Speijer vanaf het begin van haar ziekte steeds
heel warm is geweest, waarschijnlijk heeft zij
constant koorts gehad. In de achttiende eeuw
worden de ziekten vaak aangegeven naar de
aard van de koortsen, bijvoorbeeld herfstkoorts,
moeraskoorts, koorts met pauzes. Hij noemt
Hesters ziekte 'slaapkoorts'. Het is een onnatuur
lijke neiging om te slapen door de koorts, ze is
bewusteloos. De oorzaak daarvan is de harde
val op haar hoofd, die tot een hersenaandoening
heeft geleid.
Wat is er gebeurd?
In het verhaal van Van Woestenburg wordt
duidelijk welke medicamenten hij heeft gebruikt,
de samenstelling van de mixtures, de hoeveel
heid vocht en op welk moment hij iets toepast.
Hij werkt vooral met kruidendranken en laxeer
middelen.
Op de laatste vier pagina's van zijn verslag
legt Van Woestenburg uit hoe het allemaal
gekomen is. Zoals gebruikelijk bij alle waar
nemingen uit die tijd noemt hij zijn patiënte
steeds 'lijderes'. Hij vraagt zich af of het de
natuur is geweest die haar heeft genezen: de
wijze Natuur die menigmalen wonderen deed
Maar hij twijfelt: 'Als ik naga de groote hitte en
droogheid van het bloed en ingewanden, zou het
mij bijna onmogelijk schijnen.' Hij is van mening
dat het gevolg dan gangreen of koudvuur had
kunnen zijn, waarbij de bloedvaten en het weefsel
opdrogen, gaan rotten en afsterven. Volgens hem
hebben de koorts en de ontsteking het bloed in
goede conditie gehouden. Hij heeft het over 'de
vertraagde geesten', die langzaam de doorvloeiing
van het bloed weer mogelijk maakten en over een
belemmering in de geest: de slaap.
Ondanks dat Van Woestenburg het oordeel
van ontstaan en genezing aan de deskundigen
overlaat, gaat hij toch ook zelf op zoek naar de
achterliggende oorzaak. Hij oppert verschillende
mogelijkheden. Zouden bij de harde val op
haar hoofd de fijne bloedvaatjes in haar hoofd
gesprongen zijn? En is er door de sterke druk
en hitte op en tussen de hersenvliezen en
zenuwen een ontsteking ontstaan? Dat kan de
pijn verklaren en de reden zijn dat de lijderes
niet meer kan spreken, denkt hij. Met de juiste
hulpmiddelen moeten de bedorven stoffen het
lichaam kunnen verlaten, maar door de diepe
slaap was de patiënte geestelijk nergens toe in
staat. Ze kreeg veel vocht toegediend, terwijl er
nooit enige peristaltiek of ritmische beweging
in de darmen is waargenomen. Al dat vocht in
het lichaam had tot een 'opspanning' in de buik
kunnen leiden, maar dat is niet gebeurd. Een
gebrek aan vocht had juist kunnen leiden tot
het verbranden en verdrogen van het bloed en
het opdrogen van spieren die de peristaltische
bewegingen maken, ook dat is niet gebeurd.
Uiteindelijk schrijft Van Woestenburg de ziekte
toe aan verdikt hersenbloed en verstopping van
de bloedvaten.
In 1901 roept de ziekte nog steeds veel
vragen op. De eerdergenoemde J.C. de Man
noteert in zijn boek over Zeeuwse medici in
het kort de werkwijze van Van Woestenburg:
ruime aderlatingen, verkoelende klysma's en
laxeermiddelen. Volgens De Man moet het de
ziekte 'slaapzucht' zijn geweest, in het Latijn
'Febris intermittens comatosa'. Toch zijn hier
vraagtekens bij te zetten, want het was geen
slaap met tussenpauzes, maar het was constant
172 Een vreemd ziektegeval en een wonderlijke genezing