Werk in loondienst nam daarin een minder belangrijke plaats in dan later. Altena's op somming van deze strategieën voor arbeiders in Vlissingen lijkt voor een deel betrekking te hebben op de tweede helft van de negentiende eeuw, namelijk oplossingen zoals onderlinge verzekeringen en verenigingen. Waren die er misschien al in de vroegere negentiende eeuw? En waren er toen soms family survival strategies die wij niet kennen? Werkten stedelijke werklieden soms noodgedwongen tijdelijk op het platteland of als zeeman, legden de betere werklieden oftewel de ambachtslieden misschien stelselmatig geld opzij voor tijden zonder werk? Hadden zij tuintjes bij huis of tegen de stads wallen aan? Staken zij mossels en raapten ze krukels ter vervanging van vlees? Wat was de rol van kinder- en vrouwenarbeid? En klopt de veronderstelling dat misschien voor geschoolde werklui de optie van migratie openstond - Altena geeft daar aanwijzingen voor voor de tijd na 1880 - maar veel minder voor ongeschoolde arbeiders? Ten aanzien van het negentiende-eeuwse platteland bevestigt een overvloed aan gegevens het overwegende belang van family survival strategies oftewel van de andere inkomsten bronnen dan het loon van het gezinshoofd. Kinder- en vrouwenarbeid, stropen, hout sprok kelen of tegen een kleine vergoeding kappen in een park, eieren, mossels of krukels zoeken, vissen in zee, aren rapen, kippen en konijnen houden, geit, varken en het allerbelangrijkste: het eigen stukje land. Dat was zó belangrijk dat in de tweede helft van de negentiende eeuw emigrerende West-Zeeuws-Vlaamse landarbeiders verklaarden dat ze geen toekomst meer zagen in F.M. Beunke, Korenschoven op een landbouwperceel op Walcheren, aquarel, ca 1859-80, Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel II, nr. 2349-32 Rina de Korte, Aren lezende Arnemuidse vrouw, pastelkrijt op velourspapier, ca. 50x70 cm (www.kunstuitzeeland.nl) hun thuisregio omdat er amper de mogelijkheid was om land te pachten. Eén van de maatregelen van de diaconie van Vrouwenpolder in 1842 ter voorkoming van nog grotere armoede, was het zich bij de verpachters ervan garant stellen voor de pacht van aardappelland van de arbeiders. In de vroege jaren 1910 verdeelde het eigen stukje land zelfs de opkomende landarbeiders beweging. De socialisten wilden er geen rekening mee houden, omdat een arbeider van zijn loon zou moeten kunnen leven. De confessionele bonden daarentegen, maar ook enkele NVV-ers, vonden dat eigen land prima. Geen wonder: dat was de traditionele situatie. Bij te laag loon moest een landarbeider maar wegtrekken, vonden de socialisten. Nee, zei de andere partij, en hier horen we een echo van de discussie tussen Van Sorge en zijn liberale tegenstanders zeventig jaar eerder, laat de mensen blijven waar ze thuis horen. Het land bindt hen aan hun streek en je weet niet of ze het elders echt beter krijgen. Een laatste echo van de negentiende-eeuwse situatie horen we bij Krijn Janse, wethouder van Oostkapelle in de jaren 1930. 'Wij proberen hier,' 180 Werkverschaffing en 'self-help'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 30