Zeeland 30.4 Boekbesprekingen Johan van Veen, meester van de zee Willem van der Ham Grondlegger uan het Deltaplan Een sublieme biografie' RUTGER BREGMAN Willem van der Ham, Johan van Veen, meester van de zee. Grondlegger van het Deltaplan, uitg. Boom, Amsterdam 2020, ISBN 9789024433919 29,90) Dr. ir. Johan van Veen (1893-1959) was een waterstaatsingenieur, die bekendheid verwierf door de vele studierapporten over de rivieren en de zee, die hij opstelde voor Rijkswaterstaat. Na de Watersnoodramp van 1953 kreeg hij een reputatie als de man die de ramp had voorspeld, maar wiens waarschuwingen geen aandacht hadden gekregen. Een profeet die in eigen land niet geëerd was. Dat zou vooral veroorzaakt zijn door zijn moeilijke en onbehouwen karakter. Na zijn dood raakte hij in de vergetelheid. In de Encyclopedie van Zeeland (1984) en de Grote Winkler Prins (zevende editie, 1974) wordt hij niet genoemd. Het boek is een herziene en aangevulde herdruk van het in 2003 verschenen boek van dezelfde auteur onder de titel 'Meester van de zee'. Daarbij is ook het illustratiemateriaal aanzienlijk uit gebreid. Johan van Veen stamde uit een oud Gronings boerengeslacht en werd geboren in, zoals hij het zelf uitdrukte, 'de noordelijkste boerderij van het Nederlandse vasteland', direct achter de Waddendijk. Omdat hij twee oudere broers had, kwam hij niet in aanmerking voor opvolging op de twee grote boerderijen die de familie bezat, maar was hij voorbestemd voor studie. Zoals veel jongens met een HBS-diploma koos hij voor Delft. Het was de tijd van de plannen voor de droogmaking van de Zuiderzee. Toen hij was afgestudeerd was het echter moeilijk om aan werk te komen. Na een weinig succesvolle start bij de Provinciale Waterstaat van Drenthe en een teleurstellende korte periode in Suriname kwam hij in dienst van de Rijks waterstaat. Hij kwam terecht bij de directie Grote Rivieren; de benedenrivieren en de zee zouden zijn werkterrein en zijn passie blijven. In opdracht van Rijkswaterstaat maakte hij een studie van de Hoofden, dat is het zeegebied rond het Nauw van Calais. Het doel daarvan was om na te gaan of de zandaanvoer langs de Nederlandse kust uit dit gebied kwam en of het Nauw van Calais de neiging had breder te worden, zodat de oceaan hier meer toegang zou krijgen tot de Noordzee. Zijn rapport 'Onderzoekingen in de Hoofden in verband met de gesteldheid van de Nederlandse kust' trok zodanig de aandacht, dat hij door het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte werd onderscheiden met een gouden erepenning. Bovendien promoveerde hij er cum laude op in Leiden op 17 december 1936. Hier is iets merkwaardigs aan de hand. Het rapport werd door het Bataafsch Genootschap uitgegeven op groot formaat met een schat aan prachtige kaarten in kleur. Het werd gedrukt bij de Algemeene Landsdrukkerij ter gelegenheid van de prijsuitreiking op 12 september 1936. Het Boekbesprekingen 187

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 37