Zeeland 30.4 Antwerpen een vrije doorvaart naar Rotterdam te garanderen. Aan die verplichting dankt Zeeland het kanaal door Zuid-Beveland en het zuidelijk deel van het kanaal door Walcheren. Tenslotte bestond er ook in Rotterdam veel weerstand tegen de aanleg van de Zeeuwse spoorlijn omdat de Zuid-Hollandse havenstad de concurrentie van Vlissingen vreesde. Deze weinig bekende spoorweggeschiedenis wordt door de auteur in de eerste twee hoofdstukken voorbeeldig uit de doeken gedaan (Hoofdstuk I. Vruchteloze pogingen voor een Zeeuwse lijn: 1840-1860; Hoofdstuk II. Aanleg en ingebruikname: 1860 1873). Hij besteedt daarbij - terecht - ook aandacht aan de hooggespannen verwachtingen die er in Zeeland leefden ten aanzien van de realisatie van een spoorlijn vanuit Vlissingen naar de rest van Nederland en het Duitse achterland. De chronologische opzet van het boek wordt in de navolgende hoofdstukken strikt gehandhaafd. In het derde hoofdstuk worden de eerste jaren van exploitatie behandeld (1873 -1914). De hooggespannen verwachtingen werden niet bewaarheid. Als gevolg van de algehele economische malaise bleven de resultaten uit en ook de dienstverlening liet veel te wensen over, zoals blijkt uit het jaarverslag van de Kamer van Koophandel te Middelburg over 1874: 'Nog altijd kon men des ochtends niet voor circa half twaalf te Middelburg arriveren, terwijl men niet later dan half zes van hier vertrekken kon.' Ook werd er geklaagd over de snelheid waarmee de treinen op het traject Vlissingen-Roosendaal reden ('een waren slakkengang'). Tijdens de Eerste Wereldoorlog en de daarop volgende crisis van de jaren dertig werd het er niet beter op. Desondanks kwamen er in die periode enkele belangrijke raccordementen (d.i. bedrijfsaansluitingen op het spoorwegnet) te Kruiningen en Bergen op Zoom tot stand en werd de Spoorweg Maatschappij Zuid-Beveland opgericht. In de Tweede Wereldoorlog werden door NS ook op de Zeeuwse lijn vanuit Middelburg Zeeuwse Joden naar Westerbork vervoerd. De Watersnoodramp van 1953 bracht vooral schade toe aan het traject van de Zeeuwse lijn in Zuid-Beveland (met name in de omgeving van Kruiningen). In de periode 1953 tot 1993 ging het met de Zeeuwse lijn 'Van modernisering tot modernisering', zoals de wat raadselachtige titel van hoofdstuk zes luidt. De auteur onderscheidt twee sub perioden: 1950 tot 1990 en 1990 tot 1992. In de eerste periode had de modernisering voornamelijk betrekking op de vernieuwing van het materieel, terwijl in de tweede periode de nadruk lag op een modernisering van de infrastructuur. Een uitzondering op dit algemene beeld vormde de aanleg van de Sloelijn, die in 1966 werd geopend. In het slothoofdstuk 'Recente ontwikkelingen 1992-2020' wordt een interessante vergelijking gemaakt tussen de oude en de recente dienstregeling voor het reizigersverkeer. In 1875 bedroeg de reistijd van Vlissingen naar Roosendaal 2 uur en 45 minuten, vanaf 1885 was dat 2 uur en vanaf 1915 ongeveer 1 uur en 50 minuten. In de loop van de tijd nam de reistijd op het genoemde traject verder af als gevolg van beter materieel en introductie van meer sneltreinen (intercity's). In 2008 was het mogelijk in 52 minuten vanuit Vlissingen naar Roosendaal te reizen! Door de invoering van een halfuur-intercity die elk Zeeuws station aandoet, is de reistijd sinds december 2012 aanmerkelijk toegenomen tot 1 uur en 3 minuten. Het goederenvervoer ontwikkelde zich spectaculair als gevolg van de vestiging van nieuwe bedrijven en de groei van bestaande ondernemingen in het Sloegebied. Op 6 oktober 2008 werd een geheel vernieuwde Sloelijn in gebruik genomen. De conclusie van de auteur luidt dan ook: 'Al met al kan de Zeeuwse lijn anno 2020 worden getypeerd als een rustig traject door hoofdzakelijk plattelandsgebied met een bescheiden reizigers aanbod, maar daarentegen met de laatste jaren (voor een periferiegebied) een relatief hoog aanbod aan goederenvervoer.' Tot zover de inhoudelijke weergave van dit boeiende boek, dat een welkome aanvulling vormt op de reeds bestaande Zeeuwse spoorweg geschiedenis (zie b.v. de studies van Hesselink Boekbesprekingen 191

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2021 | | pagina 41