Recificatie
over de Zeeuws-Vlaamse spoor- en tramwegen).
Aan de waardering voor deze publicatie kan
worden toegevoegd, dat de auteur (en de
uitgever) - hoewel duidelijk nauw verwant aan
de NVBS - zich niet hebben laten verleiden tot
een uitgebreide opsomming van technische
details. Dat is namelijk bij publicaties van de
Nederlandsche Vereniging van Belangstellenden
in het Spoor - en Tramwezen vaak het geval.
Belangstellenden in die details kunnen in deze
uitgave terecht in de uitvoerige bijlagen. Na al
deze loftuitingen tenslotte toch een kritische
noot. In het Voorwoord beargumenteert de
schrijver de chronologische opzet van de
studie en verontschuldigt zich bijkans voor de
thematische aanpak van het laatste hoofdstuk.
Een thematisch opbouw zou echter de analytische
waarde van de publicatie sterk hebben kunnen
verhogen. Met name het door vervoerseconomen
en transporthistorici gehanteerde onderscheid
tussen ontwikkeling- en leegloopgebieden als
gevolg van infrastructurele vernieuwingen
zou verhelderend hebben kunnen werken bij de
analyse van de impact van de Zeeuwse lijn op
verschillende delen van de regionale economie.
Willem van den Broeke
Dr. W. van den Broeke (1941) studeerde algemene
economie en economische geschiedenis aan de Econo
mische Hogeschool (de latere Erasmus Universiteit) te
Rotterdam. Hij promoveerde in 1985 op een proefschrift
over de financiering van de Nederlandse spoorwegen
(1837-1890). Hij doceerde aan de Universiteit Utrecht
en vanaf 2004 aan University College Roosevelt te
Middelburg. Hij publiceerde op het gebied van de
bedrijfsgeschiedenis en de regionale economische
geschiedenis van Zeeland. Hij is redacteur van dit blad
en vertelt bij rondleidingen graag over zijn geliefde
Middelburg.
Een aandachtige lezer van ons blad vond dat de
tekst over wie opdracht gaf voor het vervaardigen
van de schilderijen van Isaac Hurgronje en
Josina Phoenix (vorig nummer, blz. 106, rechts
onderaan) niet kon kloppen. Je eigen postume
portret laten schilderen is raar. De auteur van
het artikel, Jim van der Meer Mohr, gaf aan dat
hij hier een vergissing gemaakt heeft. Niet Isaac
Hurgronje gaf de opdracht maar zijn zoon Jacob
Hurgronje.
192