Zeeland 30.4
De profane speldjes zouden mogelijk tegelijk met
de religieuze speldjes verkocht zijn (Koldeweij,
2006). Ze werden verkocht in bedevaartsplaatsen,
tijdens festiviteiten (religieus en werelds) en
jaarmarkten en ook door rondreizende mars
kramers. Marskramers verkochten meestal
kleine speldjes: een hartje, een kleine karwats,
een blaasbalgje of een dierenbeeldje. Soms
zat er een amoureuze boodschap in verstopt.
Zo is het blaasbalgje terug te vinden in een
verhaal uit het Hulthemse handschrift 'Blaes-
balch in minen sinne'.3 Dit handschrift vormt
samen met het Comburgse handschrift en het
Gruuthuuse handschrift een ware schatkamer
van Middelnederlandse literatuur uit de 13e en
14e eeuw. De verzamelhandschriften bevatten
getijden en gebeden, maar ook pikante vertel
lingen, liefdesbrieven, honderden rijmspreuken,
hoofse sproken, spelen, liederen, fabels tot en met
mirakelbeschrijvingen en reisverhalen aan toe.
Dit soort handschriften levert vaak de sleutel tot
het begrip van de betekenis van objecten die aan
een bepaalde tijd of plaats gebonden zijn.
De seksuele insignes
Er zijn in totaal 308 seksuele insignes gevonden,
vooral in Zeeland en Vlaanderen. Er is maar heel
weinig over bekend: waar werden ze gemaakt,
wanneer en hoeveel? Hoe lang bleven ze popu
lair? In elk geval zijn tijdens de Reformatie,
de Beeldenstorm en de Contrareformatie veel
afbeeldingen van seksuele aard vernietigd of
door de kerk aangepast als waarschuwing tegen
de zonde van de lust.4
Het is onbekend of deze seksuele speldjes
alleen maar in Zeeland (en Vlaanderen) gemaakt
zijn. Een burgemeester van Frankfurt in de
16e eeuw, Claus Stalburg, had een omvangrijke
verzameling gietvormpjes. Daarin was geen
enkele gietvormpje voor een seksuele speld
te vinden, hoewel de collectie bijna de gehele
Middeleeuwse iconografie vertegenwoordigt.5
Hoe de seksuele speldjes na het gieten ver
spreid werden is onbekend. In de wetenschap
is weinig aandacht aan deze curieuze objecten
besteed. Speciaal de vrouwelijke variant is vaak
verzwegen. Als er al aandacht aan deze speldjes
gegeven werd, was dat met enige beschroomd
heid, zoals vaak als het over seksuele zaken gaat.
Hans Ulrich Franck, Marskramer die zijn waar aanprijst,
houtsnede, 1516 (afb. afkomstig uit Georg Steinhausen, Der
Kaufmann in der deutschen Vergangenheit, Leipzig 1899,
afb. 24)
Ze werden bestempeld als ondeugend, erotisch,
pornografisch, grof of obsceen. Een kleine
selectie: lopende vulva's op stelten, gevleugelde
en gekroonde schaamdelen, vulva-pelgrims
compleet met pelgrimsstaf en rozenkransen,
geslachtsgemeenschap en lopende gevleugelde
fallussen.
De betekenis en het gebruik van deze
seksueel expliciete speldjes is onduidelijk. Ze
behoren ongetwijfeld tot de lage, volkse cultuur
en die werd tot voor kort door kunsthistorici
niet interessant gevonden. De bovengenoemde
handschriften kunnen soms aanknopingspunten
bieden, net zoals de fabliaux (Franse schunnige
rijmpjes), de ridderromans (zoals de 'Roman de la
Rose'), de folklore en de spreekwoorden. Maar het
blijft vaak gissen.
Een bekend voorbeeld dat we aantreffen in
zowel de hoge als in de lage cultuur is de topos
(het literaire thema) 'de kracht van de vrouw'. Dit
zijn verhalen over sterke vrouwen zoals Judith,
Delila, Phyllis en de dochter van koning Salomo.
In de Engelse literatuur worden deze verhalen
ook wel de 'battle of the breeches' genoemd:
'wie draagt de broek?' Zou het een reactie op
de vaak misogyne houding van mannen in de
Middeleeuwen zijn?
De meeste geleerden zijn het er over eens dat
de seksuele insignes een (onheil-)afwerende en
sociale functie hebben. In de literatuur worden
de speldjes met mannelijke en vrouwelijke
geslachtorganen gezamenlijk besproken, terwijl
het niet aannemelijk is dat betekenis, functie en
gebruikers dezelfde zijn. Er is bar weinig bekend
Lood-tinnen seksuele insignes
155