5 Zeeland 31-1 Vlierbulten als getuigebergjes met de oprukkende zeereep bij paal 14 op de achtergrond (2018). Foto Bert van der Valk. Het duinprofiel onder de vliertakken laat de dunne humeuze bodem zien tussen Jong Duin en Oud Duin. Afslagkust Kop van Schouwen na de storm van 9-1-2012. Foto Bert van der Valk. Onder Oud Duin met twee donkergekleurde bodems; erboven Jong Duin. werd met behulp van de C14 methode gedateerd op 1800 jaar voor Chr. Onderin stuivende duinvalleien zijn uitgeblazen lijnvormige structuren in het zand waargenomen, merktekens van de oude hoogstrand-afzettingen die wijzen op kustuitbouw in noordwestelijke richting van vóór de Oud-Duinvorming. Typisch voor de winderosie zijn afgesleten scherven en ook ‘windlak’ op bronzen voorwerpen. Op het strand van de Kop van Schouwen lagen vroeger veenlagen. In de na storm afgeslagen zeereep is nog vaak de gelaagdheid van Jonge Duinen op Oude Duinen te zien. Het veen kwam voor in twee kustvakken, namelijk voor de Meeuwenduinen tussen de strandpalen 12 en 13 en in de richting van Westenschouwen tussen de strandpalen 15 en 17. Het was gecomprimeerd zoet veen en werd in de 16e en 17e eeuw illegaal gestoken. Er was toen sprake van ‘derrij steken’ aan de duinvoet ‘ende alsoo de duijne te ontgronden’. Dat veen was ontstaan in primaire duinvalleien tussen strandwallen die vanaf de kust zuidwest-noordoost liepen. Na de late bronstijd circa 1000 jaar voor Chr. waaiden de Oude Duinen over de veenlagen (Van der Valk en Beekman 2013). De veenlaag werd daardoor samengeperst. In de stormkliffen aan de zeekant van de domaniale duinen komen de Oud-Duinafzettingen met daarin bodems en veenlaagjes in het zicht. De bodems zijn als een bruine band te zien en liggen net als in de duinvalleien achter de zeereep op 3 a 4 meter +NAP. In het steile klif Naast het geologisch onderzoek in de duinvalleien en op het strand, waren boringen belangrijk voor het onderzoek. De AWN kreeg in 2013 de beschikking over monsters uit twaalf strandboringen, die in de jaren ’60 en ’70 waren gezet in het kader van de Deltawerken. De ondiepe boringen (tot 20 meter) op de Kop van Schouwen, afgestoten door Naturalis, werden opnieuw beschreven naar korrelgrootte en schelpensoorten. Deze data gaven niet eerder bekende informatie over het afzettingsmilieu op verschillende diepten. Ook werden de schelpen geselecteerd voor C14-datering. De resultaten gaven nieuw inzicht over de geologie. De Oude werden schelpen van landslakjes verzameld. In de tijd van Hubregtse voor 1940 zijn hoog op het strand na stormafslag concentraties botten en scherven gevonden uit de ijzertijd (‘Germaansche’ afvalhopen). Opmerkelijk is dat deze concentraties niet door ons zijn waargenomen, waarschijnlijk omdat de erosie in de periode Hubregtse aanzienlijker was. Naar schatting ging na de Romeinse tijd de Schouwse kust 20 a 25 in oppervlak achteruit. '-i V” A

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2022 | | pagina 7