aangetroffen. Er is één concentratie in Noordoost-Nederland en één in Zuid- Nederland, ten zuiden van de grote rivieren. Het Oranje zandoogje komt in Nederland aan de noordrand van zijn areaal voor. Het areaal strekt zich uit van Zuid-Schotland en Noord-Duitsland tot Spanje en Midden-Italië en van Ierland en Portugal tot Klein-Azië. De kern van zijn Europese verspreiding ligt in Midden-Europa. De vlinder vliegt in één generatie per jaar van eind-juni tot begin-september. De piek van de vliegtijd ligt tussen half- juli en half-augustus. Bij het zoeken naar nectarbronnen worden ze vooral aangelokt door de bloemen van o.a. Koninginnekruid, Akker distel, Watermunt, Wilde marjolein, Jacobskruis- kruid en Braam. De eie ren worden elk afzon derlijk in juli of augustus op dorre blaadjes en stengels van de voedselplant afgezet en komen na drie weken uit. De groene of brui ne rupsen voeden zich met een groot aantal grassen en overwinteren diep verscholen tussen graspollen. Volwassen rupsen worden ongeveer 23 millimeter lang. Het rupsstadium duurt ongeveer 9 maanden. De hangende pop is groenachtig-grijs en het achter lijf is donker-roodbruin met zwakro- de vlekjes. De pop zit meestal tegen een droge grashalm. De soort kan als een kwaliteitsindicator gezien worden voor zoomvegetaties. Voor het Oranje zandoogje is extensieve begrazing van graslanden, waardoor lokaal ruigten ontstaan, de beste manier van beheer. Wanneer ruigten en gras echter mechanisch gemaaid worden, moet dit gefaseerd gebeuren om te voorkomen dat met het maaisel in één keer teveel eieren, rupsen en poppen worden afgevoerd. Verder zal het beheer zich moeten richten op een groot aan bod van nectarplanten in de maanden juli en augustus. Oranje zandoogje op Kruisdistel 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 102